Boven het maaiveld

Het sociologische fenomeen van koppensnellen door overheden, instanties, religieuze groepen, individuele personen en anderen die een machtspositie bekleden.

VOORWOORD

 

Dit boek zou nooit tot stand zijn gekomen zonder de enorme steun, inspiratie en aanmoedigingen van mijn betere helft, mijn liefdevolle Caroline. Eindeloze uren aan typewerk, redigeren, herformuleren waren nooit te veel voor haar. Mijn dank voor al haar inzet in deze is dan ook niet echt te omschrijven. Dank je wel lieverd, voor al dit werk en alles wat we samen hebben beleefd en doorgemaakt op onze levensweg.

Mijn dank gaat ook uit naar mijn oud-collega bij de politie, Ton Veld, die mij in aanraking heeft gebracht met de uitgever van dit boek. Zijn levensverhaal, dat hij open en kwetsbaar met mij heeft gedeeld, is verkrijgbaar onder de titel “Het is maar tijdelijk”, ook bij deze uitgever. Ton, nogmaals bedankt voor wie jij bent.

Indien je afwijkt van hetgeen standaard is in je omgeving, komt je hoofd al snel boven het maaiveld uit. Dat brengt de nodige risico’s met zich mee. Toch is het soms noodzakelijk om deviant te zijn en dus af te wijken van de bestaande normen. Dit om te komen tot verandering en verbetering van een vastgeroeste, vaak eenzijdige visie op hetgeen waar we dagelijks mee bezig zijn.

Verder hoop ik dat mijn ervaringen in de verslavingszorg, opgetekend in dit boek, voor velen een inspiratie en een oproep tot navolging zal zijn om waar mogelijk het nodige voor de medemens te betekenen. Er zijn voor de ander die jou nodig heeft, is een belangrijke eerste stap; van daaruit kan er iets moois ontstaan. Dan heeft dit boek zijn doel meer dan bereikt.

 

Sophia, 1 augustus 2024

 

Gerard Blankespoor

HOOFDSTUK 1. BOVEN HET MAAIVELD

 

Boven het maaiveld heb je een uitstekend perspectief op wat er gebeurt in je omgeving. Onder het maaiveld zie je alleen je directe omgeving. Als je op de geijkte paden van de maatschappij loopt, zal je hoofd niet snel boven dat maaiveld uitkomen. Dit gebeurt pas wanneer je afwijkt van wat er is vastgelegd of hoe het zou moeten gaan in je leven en je loopbaan. Indien je hoofd eenmaal boven het maaiveld uit is gekomen, dan loop je de risico’s die daarbij horen. Er ontstaat dan vaak kritiek vanuit de ambtenarij, want je wijkt af van de norm die is vastgelegd.

Ook blijkt dat het hoofd boven het maaiveld uitsteken een bepaalde aantrekkingskracht heeft op mensen die bijvoorbeeld mee willen profiteren van wat je hebt neergezet. Of gewoon op mensen die zelf niet zoveel in hun mars hebben en gewoon jaloers of afgunstig zijn op wat je hebt gepresteerd.

Dit alles zijn gevaarlijke omstandigheden, waarbij het doel is om je hoofd er af te maaien, om je buitenspel te zetten of als het even kan, je leven te ruïneren. Gevaarlijke en ziekelijke praktijken, maar ze gebeuren maar al te vaak. Hoeveel hoofden zijn er al afgemaaid in de loop van de geschiedenis van de mensheid? De geschreven historie staat er bol van. Heel vaak waren en zijn het mensen wiens posities te zwak waren of over onvoldoende (financiële) middelen beschikten, om die aanvallen af te kunnen slaan. Ik ben geen fan van Elon Musk of Jeff Bezos, maar ook zij liggen onder vuur van mensen en instanties die een eind willen maken aan hun loopbaan en hun invloed op de wereld. Dat hun spreekwoordelijke kop nog boven het maaiveld staat, komt in hun geval voornamelijk door het financiële vermogen dat ze hebben om staande te blijven.

Andere voorbeelden van dit zogenaamde koppensnellen vinden we in de politiek, het bedrijfsleven en de overheden, met maar al te vaak een hoop achterklap en insinuaties.

Dit sociologische fenomeen van “koppensnellen” kun je definiëren als het systematisch aanvallen van de persoon in kwestie bij iedere gelegenheid die zich voordoet, waarbij geen gelegenheid onbenut wordt gelaten om zoveel mogelijk schade te berokkenen met leugens, halve waarheden, roddels, verzinsels en achterklap.

Mijn boek “Boven het maaiveld” gaat over mijn persoonlijke ervaringen met dit fenomeen waar heel veel mensen gewild en ook ongewild aan meedoen. Het koppensnellen van mensen die een visie hebben en van daaruit ook iets hebben gepresteerd, iets hebben neergezet, is en blijft een pijnlijke ervaring voor wie het ondergaat. Dat begon voor mij al toen ik bij de gemeentepolitie van Den Haag werkzaam was. Daar werd ik al binnen drie maanden na het behalen van mijn politiediploma “bevorderd” tot mentor. Dus zelf nog niet met zo heel veel ervaring met het politiewerk, maar wel met veel theoretische kennis van zaken, moest ik andere net afgestuurde politiemensen leren hoe het vak het beste kan worden uitgeoefend tijdens het surveilleren in de Haagse straten. Toen besefte ik dat nog niet, maar terugkijkend stond mijn hoofd al vrij snel boven het politie-maaiveld. Veel collega’s van toen konden mijn positie als mentor niet plaatsen, meden mij dan ook zoveel mogelijk, insinueerden het nodige en gaven soms openlijk blijk van hun jaloezie.

Dat werd alleen maar erger toen ik, op zoek naar zingeving, ging geloven in Christus en in de kerk als een vehikel om praktisch zinvol bezig te zijn. Ook in de kerk waar ik mij toen bij had aangesloten, ontwikkelde zich een soortgelijk patroon. Ik had toen een een visie gericht op een heel praktisch functionerend christendom. Met andere woorden, niet praten over de liefde, maar handelen, doen uit liefde voor de medemens om praktisch te helpen als daar behoefte aan was. Dat was tegen de geschreven en ongeschreven regels van die kerk. Sommigen in die kerk waren gewoon jaloers, anderen voelden zich bedreigd door mijn afwijkende visie op hoe een kerk zou kunnen zijn. Blijkbaar werd de rust in hun kerkgemeenschap door mij verstoord. Het gevolg daarvan was dat ik al snel geboycot werd, met name door de leidinggevende in die gemeenschap. Dat was de reden om met mijn gezin aldaar op te stappen.

Dit weggaan bij de kerk, maar ook bij de politie, werd me niet in dank afgenomen. Voor de kerkleden ben je besmet geraakt, een afvallige geworden, waar niemand iets mee te maken wil hebben.

Bij het politieapparaat ondervond ik dat toen ik mijn baan als politieman opzegde. Dat doe je toch niet? Dit afwijkende gedrag past niet bij de politie. Eigenlijk werd ik als een soort verrader van het grote goed beschouwd. Je hoort er niet meer bij en dat zou later nog eens onderstreept worden tijdens mijn arrestatie.

Ook de landelijke en plaatselijke overheden maken zich niet alleen in mijn geval schuldig aan koppensnellen. Zo viel ik op in mijn werk in de verslavingszorg, dat werd uitgevoerd met een afwijkende visie dan die de overheden daaromtrent hanteren. Ik liep uit de pas, was defiant in hun ogen, ook al kostte mijn werk onder de verslaafden beduidend minder dan de methodieken van de overheden. Mijn hoofd moest er dus af. De overheden, inclusief justitie en politie grepen dan ook die kans met beide handen aan, toen die zich voordeed. Geen waarheidsvinding dus, maar alles was erop gericht om mij uit mijn positie te verdrijven. Geen methode van justitie en politie werd onbenut gelaten om hun doel te bereiken.

Uitgetreden uit de kerk in Den Haag en toegetreden tot een andere denominatie, waar ik het eerste deel van mijn theologische studie volgde, ontmoette ik daar opnieuw het fenomeen van koppensnellen. Door mijn succes in het verslavingswerk, vond het overkoepelende orgaan van die gemeenschap dat zij eigenlijk de vruchten daarvan moesten plukken en mijn aanzien en positie in het land verminderd moest worden. Door leugens te hanteren en jaloerse mensen te gebruiken om mij ten val te brengen, ben ik ook daar opgestapt en een nieuw opvangcentrum in Beekbergen, genaamd De Schakel, begonnen. Uiteraard werd ik door dit weggaan geroyeerd als lid van de club met als resultaat dat ik daarna vrijwel niemand meer gezien of gesproken heb. Door diezelfde jaloezie tegen mij als persoon en als succesvolle zorgverlener te gebruiken met de daarbij behorende leugens, bedrog en insinuaties, werd mijn hoofd er uiteindelijk toch afgehakt. Bepaalde personen deden valse aangiften tegen mij omtrent seksueel misbruik. De overheden sprongen hier direct op in, door enerzijds de financiële middelen van De Schakel te korten en anderzijds door mijn arrestatie te bevelen. Mijn kop had te lang boven het maaiveld gestaan en was nu definitief verdwenen.

Maar alsof dat niet genoeg is, blijkt in de loop der volgende jaren dat dit fenomeen van koppensnellen ook binnen de familieband kan worden gevonden. Wederom door jaloezie, leugens, roddel, achterklap en afgunst gedreven, hebben mijn beide broers ook geprobeerd mijn kop te snellen boven het maaiveld van het familieverband. Door mijn arrestatie en de gevolgen daarvan voor De Schakel, werd voor mijn broers duidelijk zichtbaar dat ik nergens voor deugde en zeker ook een crimineel was. Immers, hetgeen ik had neergezet was uit de zichtbare wereld verdwenen en hiermee ook in hun ogen hetgeen ik heb gepresteerd. Hoe bekrompen kan een mens zijn! Ze hebben er alles aan gedaan om dit gif, hoe zij over mij dachten, in de psyche en het gevoelsleven van mijn kinderen en kleinkinderen te gieten, waardoor een breuk met de familie onvermijdelijk werd. Zo werd mijn reputatie als geslaagd persoon in het leven vakkundig om zeep gebracht.

Daar dit allemaal oneigenlijk is en geen enkele vorm van waarheid bevat, hebben mijn vrouw Caroline en ik besloten om deze manier van koppensnellen aan de kaak te stellen in dit boek. Naast dit boek zijn mijn verrichtingen in de verslavingszorg ook te lezen op mijn website gerardblankespoor.com, evenals mijn visie op de pastorale zorg, die ik samen met Caroline ondergebracht heb op een aparte website vital-awareness.com.

Teleurgesteld in de politie en justitie? Ja.

Teleurgesteld in andere overheidsinstanties? Ja.

Teleurgesteld in mede geloofsgenoten? Ja.

Teleurgesteld in de mens? Ja.

Teleurgesteld in familie? Ja.

Teleurgesteld in het leven? Nee, het heeft mij veel voldoening gebracht en de liefde van mijn leven. Dat is de kern van het leven.

 

 

Tenslotte nog een waarschuwing met betrekking tot de psychoanalyse die zich voordoet als een wetenschappelijke methode: niets is minder waar! Deze therapeuten zijn in de kern van de zaak volgelingen van Freud, Jung en anderen. Zij graven diep in het verleden van de mens die hulp bij hen zoekt en suggereren van alles en nog wat om de oorzaak van hun probleem te verklaren, de zogenaamde “Hervonden Herinneringen”. Hervonden herinneringen waar mijn broers en ik slachtoffer van zijn geworden die nul procent waarheid bevatten, maar wel al te vaak leiden tot het doen van valse aangiften bij de politie. De niet op waarheid berustende toelichtingen gedaan door zo’n psychotherapeut, wordt vaak gebruikt als deskundig inzicht bij een rechtszaak. Echter, deze psychoanalytische stroming in de psychologie mist iedere vorm van wetenschappelijke onderbouwing, maar is wel in zijn algemeenheid aanvaard in de maatschappij waarin wij leven. Voor wie hierin geïnteresseerd is, heeft Professor Dr. Crombag een zeer interessant boek geschreven, genaamd “Hervonden Herinneringen”.

 

Ik hoop dat mijn boek “Boven het Maaiveld” mensen waakzaam maakt op het punt van het sociologische fenomeen van koppensnellen waar ieder mens aan bloot gesteld kan worden.

Laat dit overigens niemand ontmoedigen om zijn hoofd boven dit spreekwoordelijke maaiveld uit te steken door zijn visie, deviante opstelling of wat dan ook in de maatschappij. Ik zou het zo weer doen als het mogelijk zou zijn. Maar een gewaarschuwd mens telt voor twee en je kan daardoor makkelijker dit fenomeen herkennen en erop anticiperen wanneer het zich voordoet. Ik heb mijn handen uitgestoken naar vele honderden mensen in mijn leven en hen mijn hulp aangeboden in hun vaak zeer moeilijke levensomstandigheden. Tot op de dag van vandaag is dat mij alles waard. Het goede proberen te doen aan alle mensen, wie het ook is, heeft voor mij het leven meer dan waard gemaakt, ondanks….!

 

 

HOOFDSTUK 2. HOE HET BEGON

 

Mijn keuze om bij de politie te gaan werken is een beslissing waar ik tot op de dag van vandaag de vruchten van pluk. Geen Baantjer-story, maar wel één waar ik trots op ben.

Dit proces om een meer zinvolle, maar vooral ook beter betaalde baan te krijgen, kreeg vorm bij het ministerie van Defensie als administratief medewerker. Daar heb ik zo’n negen maanden gewerkt, dat wil zeggen ik was op tijd aanwezig om iedere dag ook weer op tijd naar huis te gaan. Iedere dag een half uurtje werken in de kaartenbak van het leger en de rest van de tijd vervelen en veel schaakspelletjes doen met een andere collega die er al jaren zat.

Op die manier mijn leven slijten was voor mij geen aantrekkelijke toekomstgedachte. Bovendien had ik toen een jong gezin, een koophuis in Maassluis en vooral veel uitgaven. Ik moest dan ook iedere cent twee keer omdraaien om deze één keer uit te geven.

Die situatie inspireerde mij om ander en vooral beter betaald werk te gaan zoeken.

Zo stuitte ik op een advertentie van de gemeentepolitie Den Haag, die mensen zocht om op straat in uniform de wet te handhaven. Dat leek mij wel wat! Een éénjarige opleiding, direct meer verdienen en als je na het opleidingsjaar geslaagd was, komt er nog meer bij!

Vooral dat laatste was mijn motivatie om de stoute schoenen aan te trekken door officieel te gaan solliciteren. Een proces dat vele maanden in beslag zou nemen, inclusief psychologische testen, medisch onderzoek met betrekking tot mijn gezondheid, bezoek van politiemensen aan mijn familie, een sporttest en uiteindelijk een laatste gesprek met meerdere commissarissen van politie. Achteraf hoorde ik dat slechts één op de tien sollicitanten het hele proces met goed gevolg zou afsluiten. Lucky me, ik was er één van.

Na een jaar gevuld met theorie over de wetgeving en praktische trainingen, ben ik aan de slag gegaan als politieagent met drie maanden stagelopen onder leiding van een mentor, een politieman die al jaren praktische ervaring had opgedaan. Daarna zelfstandig de straat op, om tot mijn verrassing al na drie maanden overgeplaatst te worden naar het opleidingsbureau van de politie om daar zelf mentor te worden van nieuw afgestudeerde agenten.

Gedurende mijn tijd bij de politie heb ik veel meegemaakt. Van ernstige verkeersongelukken, het vinden van mensen die overleden waren in hun huis, maar ook komische en leuke zaken. Zo had een bewoonster van de Beeklaan gebeld omdat zij bijstand nodig had. Echter, ik werd door haar te klein bevonden om een “echte” agent te zijn. Er moest een echte surveillanceauto aan te pas komen, met echte agenten, om haar te overtuigen dat ik er ook één was.

En wat te denken van een heerlijk Marokkaans diner als dank voor de hulp die ik had geboden bij het verkrijgen van een permanente verblijfsvergunning voor deze Marokkaanse familie.

Ik denk met veel genoegen terug aan die tijd bij de gemeentepolitie van Den Haag.

Door het praktische functioneren als politieagent op straat ontwikkelde zich in mij een gevoel om het omgaan met de medemens als politieman anders aan te pakken. Met name met betrekking tot het zien van de nood die vaak achter heel veel problemen van mensen schuilgaat. Een eenzame Hindoestaanse drugsgebruiker heb ik bijvoorbeeld in overleg met mijn toenmalige echtgenote voor enkele weken in huis opgenomen, nadat hij werd vrijgelaten bij het bureau waar ik diende. Dit was voor mij het begin van de ontwikkeling van een meer sociale kijk op mijn medemens, met daaruit voortvloeiend het verlenen van praktische hulp die daarbij hoort. Dus niet zozeer een verbaliserende uitoefening van mijn ambt, alhoewel dat er altijd was, maar veel meer een helpende, ondersteunende aanpak waar nodig en mogelijk voor een ieder die daar behoefte aan had.

Om mensen op die manier te kunnen helpen is in de jaren die volgden steeds meer en meer in mijzelf gegroeid. En nee, er was nog helemaal geen visie bij mij aanwezig om specifiek verslaafden te gaan helpen. Die visie is pas veel later gekomen, toen ik al eervol ontslag bij de politie had gekregen en in het pastorale werk terecht kwam. Tot die tijd handelde ik spontaan op allerlei situaties in mijn politieloopbaan, met de wet in één hand en in de andere hand mededogen voor mijn medemens.

 

 

HOOFDSTUK 3. DE RELIGIEUZE FACTOR

 

De reactie van de geloofsgemeenschap in Den Haag, waar ik toen met mijn gezin de kerk bezocht, had een wake-up call voor mij moeten zijn. Dat was het toen op dat moment helemaal niet. Alleen verbazing dat de leiding van die gemeenschap, onder aanvoering van mijn oudste broer Henk, het opnemen van een mens in nood in mijn gezin ten stelligste afkeurde als zijnde niet verantwoord. Sterker nog, het werd feitelijk verboden, omdat dit geen goed voorbeeld zou zijn voor de gemeenschap. Iemand die je niet kent zomaar opnemen in je jonge gezin is eng en komt niet voor in de ongeschreven wetten van de kerk.

Daar komt nog bij dat de persoon die ik hielp een andere huidskleur had, een nieuw fenomeen in de kerk. Bovendien was hij ook nog van Hindoestaanse afkomst en dat paste niet in het christelijke denken. Racisme? Nee, wel een sterke vooringenomenheid die grenst aan racisme. Terwijl de christelijke attitude naar mijn opvatting praktische hulp voor een medemens in nood zou moeten zijn. Wie het ook is en wat zijn achtergrond ook is.

Vanaf dat moment werd ik met argusogen bekeken. Een vreemde eend in de bijt, zo zou je me toen ook kunnen noemen. Zo bepaalde de leiding (o.a. bestaande uit mijn broer Henk) dat de gelovigen in de kerk zo min mogelijk met mijn gedachten over praktisch geloven in aanraking moesten komen. Mijn idee om bijvoorbeeld video- en geluidsopnames te maken van de samenkomsten en deze vervolgens bij zieken en geïnteresseerden onder de aandacht te brengen, wilde men niet gebruiken.

Ik werd in meer of mindere mate naar de zijlijn van de gemeenschap geschoven en stelselmatig geblokkeerd om in de kern van de kerk als mede leidinggevende te gaan functioneren. Zo ontstond er langzaam maar zeker voor mij een sfeer van “survival of the fittest”.

In ieder geval was de leiding van de kerk waar ik vertoefde, aan de buitenkant eensgezind over hun opvattingen hoe het volgens hen zou moeten gaan in de gemeenschap. Later zou voor mij blijken dat die eensgezindheid feitelijk helemaal niet bestond. Er was er één die alles bepaalde, en dat was mijn broer Henk.

Dit alles weerhield mij er niet van om in mijn werk bij de politie in woord en daad uit te stralen hoe het in de maatschappij ook zou kunnen werken; de wet handhaven en tegelijkertijd betekenisvol zijn voor de medemens die meer nodig heeft dan een proces verbaal en/of dagvaarding.

Gelukkig vond ik een aantal min of meer gelijkgestemde collega’s bij de Haagse politie. In onze pauzes bij de vreemdelingendienst kwamen we iedere week bij elkaar in de woning van een asielzoeker van de Seychellen. Daar wisselden wij onze ervaringen en gedachten uit over het hoe en waarom in het leven van alle dag. Deze uitwisselingen sloten vrijwel naadloos aan op mijn eigen visie.  Dit hielp mij in mijn functioneren, zowel in het politieapparaat als in mijn privéleven. Deze bijeenkomsten waren niet alleen een verademing, maar voor mij ook een bemoediging dat mijn kijk op zaken nog niet zo vreemd was. Dit in tegenstelling tot mensen die denken het te weten in christelijke en andere religieuze culturen.

Ook in mijn vrije tijd bleef ik de medegelovigen in de kerk onbedoeld tarten met mijn woorden en daden en sloot me aan bij het initiatief van die gemeenschap om mensen in nood een luisterend oor te geven. De “Praat-uit lijn” werd een feit met een kantoortje/slaapplaats in Honselersdijk, waar 24/7 iedereen in nood binnen en buiten de gemeenschap naar toe kon bellen. Het enige probleem was dat er veel, vooral vrome woorden werden gesproken. Van een praktisch handelen was feitelijk niets zichtbaar. Zo was er bijvoorbeeld een aan drank verslaafde man, die in een vervuild huis woonde dat gelegen was op een dijk bij Schipluiden. Ondanks verwoede pogingen mijnerzijds om deze man praktische hulp te bieden, zoals bemiddeling bij uitplaatsing, werd dit afgewezen als niet haalbaar. Dit zou te gevaarlijk zijn voor de christelijke samenleving; hun antwoord was dat het woord uit de bijbel aanbieden alleen voldoende zou moeten zijn.

Het resultaat was dat deze man onder invloed van alcohol al rokend in slaap viel. Zijn woning vatte vlam, hij verbrandde en zijn woning ging in rook op. Vragen en discussies hierover werden helaas in de kiem gesmoord. Men, dat wil zeggen de kerkelijke gemeenschap, wilde wel proberen zo sociaal mogelijk te zijn, maar kwam niet verder dan veel, vooral vrome praatjes. Terwijl er soms of meestal gewoon meer dan dat nodig is om daadwerkelijk iemand uit zijn problemen te helpen.

Uiteindelijk heeft het mij niet verbaasd dat er voor mij persoonlijk totaal geen mogelijkheid meer was om mensen van de kerk en vooral de leidinggevenden, op andere gedachten te brengen. Het werd meer en meer duidelijk dat ik mij naar hun wensen diende te gedragen, of anders zou ik een soort kerkelijke ban over mij heen krijgen. In die tijd begon bij mij ook het besef te dagen, dat er feitelijk voor mij geen toekomst meer lag in die kerkelijke gemeenschap.

“Geen woorden, maar daden” is leuk voor de voetbal, maar de kerk heeft daar geen boodschap aan. Praktisch christendom is een ver van mijn bed show gebleken, helaas.

Om die reden ben ik samen met mijn gezin van 3 kinderen uit deze kerk gestapt, die steeds meer trekken van een sekte begon te vertonen. Theocratisch leiderschap was de vorm die mijn broer Henk letterlijk voorstond. Er was geen andere mening mogelijk dan alleen die van hem, zo verklaarde hij schriftelijk in 1984 aan kerkleden die kritiek op hem hadden. Toen ik inmiddels al enkele jaren weg was, volgden in datzelfde jaar tientallen andere leden van die gemeenschap die hun lidmaatschap aldaar opzegden.

 

Nog werkzaam bij de politie, ben ik met mijn gezin gaan kerken in een Engelstalige gemeenschap in Osdorp bij Amsterdam. Daar heb ik eindelijk een luisterend oor en begrip gevonden voor mijn opgelopen frustraties onder mensen die zich christenen noemen. Door de predikant van die gemeenschap, Ed Ferguson, kwam er ook een financiële mogelijkheid om mijn leven een andere wending te geven. Ik speelde al langer met de gedachten om mijn justitiële kennis te verdiepen door rechten te gaan studeren. Nu kwam daar een tweede optie bij: een theologische opleiding volgen om mijn denken over praktisch christendom beter te kunnen gaan onderbouwen. Met een gift uit de USA zou de aanvang van een theologische opleiding een heel stuk minder problematisch zijn. Ik maakte de keuze om te gaan voor een geheel nieuwe uitdaging buiten de sfeer van politie en justitie.

Zo gezegd, zo gedaan; mijn carrière bij de politie als hoofdagent kwam in 1982 tot een einde. Een nieuwe uitdaging als student theologie stond voor de deur.

HOOFDSTUK 4. TUSSEN DE KLIPPEN DOOR

 

Daar stond ik dan, rond 9.00 uur voor het loket van het kledingmagazijn van de Haagse politie. Van alles ging er door mij heen. Is dit wel de juiste stap met een jong gezin? Ik kan nu nog een andere beslissing nemen. Ik ben nu hoofdagent en er zit voor mij nog veel meer in het justitiële vat. Ik voelde me even heel erg onzeker en kwetsbaar. Veel collega’s hadden wel bewondering voor de stap die ik zette, maar tegelijk verklaarden ze mij ook een beetje voor gek en vonden dit zeker niet het handigste wat een mens kon doen in zijn leven.

De deur van het magazijn ging open en ik vermande mijzelf. Ik leverde mijn uniform, mijn pistool en alle andere attributen in die je als agent nodig hebt. Ik zag de medewerker van het magazijn denken: “Wat bezielt die man, gooit een carrière en zijn toekomst weg”.

Gelukkig kreeg ik wel een aandenken mee voor al die jaren dat ik gediend had: een niet meer in gebruik zijnde korpsschild.

Het is nu definitief, dacht ik nog.

Na alle formaliteiten en de nodige handtekeningen te hebben gezet, ben ik naar huis gegaan. Nog één keer heb ik achteromgekeken naar de contouren van het hoofdbureau van politie, waar ik de laatste jaren bij de Vreemdelingendienst had gewerkt. Dat was best een beetje emotioneel.

 

Ja, de eerste drie maanden van mijn studietijd waren financieel rond. Vanuit de USA was er met behulp van Ed Ferguson een gift gestort van drieduizend dollar. Daarmee waren de eerste maanden van het collegegeld gedekt, alsmede kost en inwoning voor mij en mijn gezin.

Mijn huis in Den Haag was echter nog niet verkocht. Gelukkig had ik bij de Vreemdelingendienst een Turkse zakenman ontmoet, die aanbood te zorgen dat mijn huis de komende tijd zou worden verhuurd of worden verkocht. De verkoop van het huis bleek achteraf pas dertien jaar later werkelijk te gebeuren. Ik ben mijn Turkse vriend, Sevcet Tasci, nog steeds dankbaar voor het belangeloos zorgen voor mijn eigendom in Den Haag.

Wat ook meezat, was dat ik een renteloze lening van drie jaar van de provincie Zuid-Holland heb kunnen ontvangen, die pas na mijn studie terugbetaald zou moeten worden. Dit was een hele opluchting, daar de aanschaf van studieboeken in de komende drie jaar nu ook gefinancierd was.

De eerste, grootste stap was gezet. Een geruststellende gedachte was, dat mocht de studie niet lukken of dat ik spijt zou krijgen van mijn weggaan bij de politie, ik altijd binnen drie maanden weer naar mijn oude werkgever terug kon keren. Dit zonder te solliciteren en andere procedures, zoals de schriftelijke verklaring van het gemeentehuis in Den Haag luidde.

Met het voorstaande als een extra zekerheid op zak, was het nu een kwestie van inpakken, afscheid nemen van de buren en op weg gaan naar het theologische opleidingscentrum in Zeist.

Wij kregen daar vier kamers in de dependance van het instituut toegewezen, om als gezin zelfstandig te kunnen wonen. Er waren daar ook andere gezinnen in de dependance waar we al snel contact mee kregen en onze kinderen vonden bij die gezinnen ook kameraadjes om mee te spelen in het grote hoofdgebouw en het omliggende terrein.

Om verzekerd te zijn tegen ziektekosten hadden mijn toenmalige vrouw en ik een schoonmaakbaantje gevonden voor twee uur per dag in de avonduren. Dat kwam heel goed uit, want de colleges begonnen iedere werkdag van acht uur ’s morgens tot twaalf uur ’s middags. Daarna eten, studeren en om zes uur ’s avonds aan de slag als schoonmakers. De eerste maand was het even wennen, maar al gauw hadden we als gezin onze draai min of meer gevonden.

 

Tegen het einde van de eerste maand in september werd ik ontboden bij de financieel directeur van het opleidingscentrum. Ik dacht nog, toen ik naar zijn kantoor liep, “Wat krijgen we nu? Alles is immers tot eind november betaald. “

Eenmaal in zijn kantoor liet hij mij weten dat hij een brief had ontvangen van een predikant, die er ernstig bezwaar tegen maakte dat ik was toegelaten als student theologie. Dit had niet mogen gebeuren zonder zijn toestemming.

Die predikant bleek mijn eigen oudste broer Henk te zijn, die eiste dat ik onmiddellijk geblokkeerd moest worden als student theologie. Ik was stomverbaasd en reageerde als door een wesp gestoken. “Kan ik verder studeren of moet ik maatregelen nemen om mij en mijn gezin te beschermen?” was mijn eerste reactie. En of het nu kwam omdat het instituut mijn financiële inbreng als student hard nodig had of omdat ze werkelijk geen boodschap aan de brief van mijn oudste broer hadden is mij nooit echt duidelijk geworden. Maar het eerste waarschuwingslicht was bij mij gaan knipperen. Voorzichtigheid geboden dus! In principe was ik heel erg boos: wie dacht mijn broer wel die hij was? Denkt hij werkelijk macht over mij uit te kunnen oefenen? Wat is dit voor sektarisch gedrag?

 

Zo begon mijn eerste jaar van de opleiding tot predikant. Gelukkig verliepen de tentamens zeer voorspoedig. De uitzondering hierop was de klassieke talen. Ik ben nooit iemand geweest die een andere taal even heel gemakkelijk onder de knie kreeg. En dat was met Hebreeuws, Latijn en Grieks ook het geval. Ik scoorde daarin matig tijdens mijn tentamens, maar het waren gelukkig keuzevakken, die mijn eindresultaat niet al te zeer beïnvloedden.

 

Een grote financiële meevaller kwam in de loop van het eerste collegejaar. Een Amerikaanse TV-dominee, Jimmy Swaggert uit Louisiana, zocht een vertaler om het Engels om te zetten naar het Nederlands. De toenmalige directeur van het opleidingsinstituut in Zeist nodigde ook mij uit om in Antwerpen een gesprek te hebben met de tweede man van de Jimmy Swaggert World Ministries organisatie. Tezamen met andere kandidaten, waaronder mijn leraar theologie die in de USA in dat vak was afgestudeerd met een master, gingen we naar Antwerpen onder het motto: Wie niet waagt, die niet wint.

Tot mijn eigen stomme verbazing werd ik aldaar verkozen om de vertaler te worden voor de video-opnames van de Jimmy Swaggert Ministries. Die zouden dan worden gebruikt voor TV-uitzendingen in Nederland.

Ik sprong in België dan ook een klein gaatje in de lucht, daar dit werk goed werd betaald: vierhonderd dollar per script, waarvan minimaal vier scripts per maand moesten worden ingeleverd. De dollar stond toen ten opzichte van de gulden op bijna vier gulden per dollar! We konden met dit inkomen direct stoppen met ons schoonmaakwerk in de avonduren en ook nog een ziektekostenverzekering afsluiten. Je kunt begrijpen dat ik de dollartekens in mijn eigen ogen zag.

Het geld was goed, de inhoud van zijn preken waren minder: hel en verdoemenis voor iedereen die anders dacht of een andere seksuele of politieke geaardheid had. Hij verkondigde in de jaren tachtig die boodschap veelal in Amerika en de Zuid-Amerikaanse landen waar de nodige dictators aan de macht waren, zoals o.a. Pinochet in Chili.

 

Na het eerste studiejaar goed te hebben afgesloten, volgde het tweede jaar met stage lopen in plaatselijke kerken. Zo kwam ik samen met een andere collega student terecht bij de Filadelfia gemeenschap in Apeldoorn. Dit was een sterk verouderde gemeenschap van zo’n tien volwassenen, waarvan de helft dik boven de zeventig was. Tot mijn verbazing waren er ook nog twee jonge gezinnen met kinderen bij die kerk aangesloten.

 

Wat ik inmiddels in de loop van mijn studie ook had geleerd, was om tussen allerlei geloofsopvattingen door te zeilen. Vooral niet in discussie gaan met de leiding van het opleidingsinstituut. Evenmin met de predikanten die die opleiding mogelijk maakten. Levens-, maar vooral carrièregevaarlijk. “Geloof jij in een natuurlijk Israel?” Altijd ja knikken. “Verwacht jij de werkelijkheid van Armageddon?” Ook hier bedachtzaam instemmen. Dat ging zo met de meeste grote topics in de vrije kerken. Immers, de kerk is een liefdevolle gemeenschap zolang jij het met de leiding eens bent. Zo niet, dan loop je het risico om op een zijpad te belanden, uitgesloten of persona non grata te worden.

Nadat al deze alarmbellen bij mij waren gaan rinkelen, ging ik dan ook zeer behoedzaam te werk teneinde mijn doel als zelfstandig predikant te bereiken. En dit zelfstandig dan nog tussen aanhalingstekens. Want na de theologische opleiding kwam je onder de koepel van de Broederschap terecht, het landelijk bestuur van alle plaatselijke aangesloten kerken.

 

Maar eind goed, al goed, voor zover het mijn studieresultaten betrof. In mijn derde en laatste opleidingsjaar verhuisde ik al naar Apeldoorn, om in dezelfde gemeente waar ik in het tweede jaar stage had gelopen, hulppredikant te worden. Dit was iets dat ongebruikelijk was in die tijd. Normaal gesproken moest je eerst afgestudeerd zijn om hulppredikant te kunnen worden.

Praktisch betekende dit, dat ik in dat derde jaar iedere ochtend naar Zeist reed om colleges te volgen, dan weer terug om te studeren en de sociale en pastorale contacten op te bouwen in de Filadelfia gemeenschap.

De vreugde was dan ook groot, toen ik na het derde jaar mijn theologische opleiding had voltooid.

Die zomer werd ik als de nieuwe zelfstandig opererende predikant van de Filadelfia gemeente ingezegend. Nog steeds met dezelfde mensen als tijdens mijn stageperiode, maar nu wel met een “riant” salaris van vijfhonderd gulden per maand. Ik heb daar ja op gezegd, omdat ik ook een vrij zeker wél riant extra inkomen had uit de werkzaamheden voor de Jimmy Swaggert Ministries. Gemiddeld zo’n tweeduizend gulden per maand. Niet geheel en al slecht voor een beginnend predikant.

Zo kon ik mijn eerste goede tweedehandsauto kopen. De laatste nieuwe auto die ik heb kunnen kopen was toen ik nog bij de politie werkte.

Het avontuur was nu echt begonnen.

HOOFDSTUK 5. DE DEFIANTE PREDIKANT

 

Eindelijk zijn mijn handen vrij, dacht ik.

Met behulp van een artistieke jeugdgroep, genaamd Vorming in Actie (uit de achterban van de Broederschap) begonnen wij als kerk aan de weg te timmeren. We openden een koffiebar voor de jeugd en deden aan straattheater. Dit trok de aandacht van veel jeugdigen in Apeldoorn, alsook veel daklozen en verslaafden. Velen daarvan kwamen op zondag uiteindelijk ook naar de kerk. De laatste groep viel regelmatig tijdens de dienst in slaap, tot grote ergernis van sommige kerkleden.

De nood onder de verslaafden bleek behoorlijk groot. Ik probeerde hulp voor hen te regelen in het land, maar overal waren er wachtlijsten van vele maanden. Helaas geen directe adequate hulp voor handen. Na enkele maanden besloot ik uiteindelijk, in overleg met mijn toenmalige echtgenote, om deze mensen maar zelf in ons huis op te nemen en te begeleiden naar een andere toekomst. We hadden namelijk een vrij behoorlijke eengezinswoning met een grote zolder ter beschikking. Deze zolder was al gauw gevuld met vijf tot zes verslaafden, die we veelal cold turkey lieten afkicken. We zorgden volledig voor ze, tegen een bijdrage van vijfentwintig gulden per week.

 

De kerkelijke gemeenschap was door alle activiteiten die georganiseerd werden gegroeid van tien naar honderd volwassenen, waarvan er zo’n vijftien verslaafd waren. Andere leden van de gemeenschap gingen nu ook verslaafden opvangen in hun huis.

Alhoewel het allemaal soms helemaal niet gemakkelijk was met al die hulpzoekenden in huis, zag ik toch een praktisch resultaat; zo kan het ook om uiting te geven aan de liefde voor onze medemens. Andere mensen denken daar wellicht anders over, maar hier in Apeldoorn werd het daadwerkelijk beleefd in de praktijk van alle dag.

Mijn visie op verslavingszorg kreeg langzaam maar zeker handen en voeten. Het probleem was wel, dat niet alleen de kerkelijke gemeenschap groeide, maar ook de vraag naar meer plaatsingsmogelijkheden voor de verslaafden. Om die reden stelde ik ook een kleine wijziging voor in het beleid om deze mensen te kunnen blijven opvangen. Mijn idee was om het kerkgebouw te verbouwen en om te vormen tot een crisiscentrum voor hulpzoekenden. De samenkomsten konden dan voor de zondagsdiensten verhuizen naar een wijkcentrum elders in Apeldoorn.

Er werden een zevental afkickkamers gecreëerd in het kerkgebouw, alsmede diverse kantoorruimten voor alle andere activiteiten van de Filadelfia gemeenschap. Ook richtten we de stichting World Ministries op, waar de media-, muziek- en vertaalafdeling van de Jimmy Swaggart Ministries werden ondergebracht.

 

Doordat alles zo snel groeide, ontstond er ook de behoefte om een eigen stichting voor verslaafden op te richten. Dit werd in 1987 SHEBA, de Stichting Hulpverlening en Begeleiding Apeldoorn, onder mijn voorzitterschap als initiatiefnemer en oprichter.

Een gelukkige omstandigheid daarbij was dat zich ook een arts bij onze gemeenschap had aangesloten, die nieuwe verslaafden die werden opgenomen eerst medisch onderzocht, om een zo goed mogelijke inschatting te kunnen maken met betrekking tot de afkick risico’s.

Samen met anderen uit de gemeenschap en met behulp van de bank, werd een buitencentrum in Epe gekocht. In totaal hadden we nu een capaciteit van zo’n vijftig plekken om verslaafden op te vangen, af te laten kicken en te laten herstellen.

In deze periode groeide ook mijn visie verder over een programma, dat later uitgewerkt zou worden in een totaalconcept voor verslaafdenhulp.

 

Naast enkele personenbusjes kregen we ook de beschikking over een grote, weliswaar afgeschreven, maar goed functionerende touringcar voor het vervoeren van en naar diverse activiteiten in Epe en Apeldoorn. Daar werden ook buitenlandse reizen naar Polen, Spanje en Engeland mee gemaakt, waar gemotiveerde mensen in het programma zich voor konden aanmelden. Deze trips werden gebruikt om hulpgoederen af te kunnen leveren, met name in Polen, dat in 1988 nog achter het IJzeren Gordijn lag. Vooraf werd er intensief geoefend op theater/dramawerk dat op de straten aldaar uitgevoerd werd. De Evangelische Omroep maakte daar opnames van, die later op televisie werden uitgezonden.

 

Eénmaal per jaar werd er voor de mensen in de opvang een vakantie georganiseerd op het eiland Terschelling. Deze was bedoeld om mensen die we opvingen er even uit te laten zijn. Hierdoor kregen de stafleden die achterbleven even tijd om tot rust te komen.

 

Het geheel was een drukke, maar fijne periode in mijn leven als predikant. Tevreden gezichten bij de mensen die eindelijk de hulp kregen waar ze zo naar hadden verlangd. En bemoedigde stafleden die best trots waren op hetgeen we met elkaar van de grond hadden getild.

Toch waren er ook teleurstellende momenten. Regelmatig liep er wel iemand weg uit de opvang, voor wie het verlangen naar drugs te groot bleek. Als er in iemand veel energie en tijd is gestopt en het mislukt om deze persoon te helpen, dan was dat voor de stafleden soms moeilijk te verteren. Ook al was dit een eigen keuze van de persoon in kwestie.

 

De vele publiciteit in het land over de activiteiten van SHEBA als onderdeel van de Filadelfia gemeenschap, trok mensen aan uit andere kerken. Zij wilden graag mee functioneren in het dynamische gebeuren van de gemeenschap en kregen daartoe van mij de nodige mogelijkheden, daar de werkdruk alleen maar toenam. Zo kregen vele van die mensen, die zich later aansloten bij de Filadelfia gemeenschap, taken toebedeeld als staflid en zelfs als directeur van SHEBA.

Terugkijkend kan ik wel zeggen dat een aantal van die mensen eigenlijk helemaal niet zo geschikt waren om staflid of directeur van SHEBA te worden. Het bleek achteraf dat zij in andere kerken al de nodige problemen hadden veroorzaakt en daarom daar weg waren gegaan. Met name degene die de functie van directeur van SHEBA uiteindelijk van mij overnam, bleek een notoir persoon met een geheel eigen verborgen agenda. Deze persoon, die ik hier alleen met zijn voornaam Jan Pieter zal aanduiden, begon onder de staf te stoken over het gevoerde beleid en werkdruk, waardoor er meer en meer onrust ontstond.

Ik moet toegeven, dat ik bij zijn benoeming als directeur de nodige waarschuwingen omtrent zijn persoon in de wind heb geslagen, deels omdat het voor mij een verlichting van taken zou betekenen. Daar keek ik wel naar uit. Een andere factor was, dat ik dacht dat het allemaal wel mee zou vallen, ik kan het vast wel in goede banen leiden. Niet dus! Ik was gewoon naïef in deze, om te denken dat alle mensen goede bedoelingen hebben.

Ik heb hem over dit ondermijnen van de gang van zaken aangesproken, waarna hij met een woest hoofd de handdoek in de ring gooide en met veel bombarie uit de Filadelfia gemeenschap vertrok. Kort daarop heeft hij met een gulle gever gesproken over het zogenaamde wanbeleid onder mijn leiding. Deze schreef daarop een boze brief aan het bestuur van SHEBA. Daarin eiste hij zijn gift van honderdduizend gulden terug, omdat hij het niet meer vertrouwde.

Het zal niemand verbazen, dat én het weggaan van Jan Pieter als directeur van SHEBA én de reactie van de grote donor van SHEBA, nog meer onrust veroorzaakte in de gemeenschap. Maar het kwaad was geschied en niet meer zo makkelijk te bestrijden.

 

In die periode vond het landelijke bestuur van de Broederschap het ook wenselijk om de activiteiten van de Jimmy Swaggert Ministries naar zich toe te trekken. Zo werd ik verzocht om op het hoofdkantoor te verschijnen. De financieel directeur van de Broederschap, die dezelfde functie ook bekleedde bij het theologisch opleidingscentrum, vertelde dat het eigenlijk niet kan dat een gemeenschap als Filadelfia (in zijn woorden een dorpskerkje) zo’n grote wereldspeler als de Jimmy Swaggart Ministries in Nederland vertegenwoordigde. Ik heb die man, die ik redelijk goed kende, dan ook voorgehouden dat ik persoonlijk door de organisatie van Swaggart als zodanig was aangesteld en dat ik naar behoren heb gefunctioneerd. Dit bleek onder andere uit het feit dat ze mij zo’n dertig keer in die periode op hun kosten naar Louisiana in de USA hebben laten vliegen. Tijdens mijn functioneren waren er ook eindelijk uitzendingen op de TV 5 omroep te Amsterdam tot stand gekomen. Daar bleek Teun, zoals de voornaam luidde van de financieel directeur, geen boodschap aan te hebben. De Jimmy Swaggart Ministries moest en zou op een hoger niveau vertegenwoordigd gaan worden, door de Broederschap dus. Het ging de Broederschap om het internationale aanzien en vooral ook om de extra inkomsten van het vertaalwerk, die aan die vertegenwoordiging hingen. Dit konden zij goed gebruiken, daar zij vrijwel altijd met een gebrek aan financiële middelen kampten om bepaalde landelijke activiteiten van de grond te krijgen. Maar voor Filadelfia gold hetzelfde en vandaar dat ik alle opbrengsten van de Jimmy Swaggert Ministries al enkele jaren volledig daar had ondergebracht. Ik zei Teun dan ook dat we dat nog wel zouden gaan zien.

Zo trok ik de deur van het hoofdkantoor van de Broederschap achter mij dicht. Met nog een probleem erbij reed ik vervolgens richting Apeldoorn, niet wetende dat dit probleem uiteindelijk zichzelf zou oplossen.

 

Nog geen maand later werd Jimmy Swaggart zelf wereldnieuws en was hij al huilend te zien op de Nederlandse televisie, met de bekentenis dat hij zogezegd gezondigd had. Hij had tegen betaling seksuele ontspanning gezocht bij vrouwen. In overleg met het bestuur van Filadelfia ben ik vervolgens op het vliegtuig gestapt om de stand van zaken bij de Jimmy Swaggart Ministries te onderzoeken. Over dit bezoek van mij aan de Verenigde Staten werd toendertijd uitgebreid bericht in het Algemeen Dagblad.

In zijn kerkgebouw van tienduizend mensen in Baton Rouge in Louisiana heb ik enige bemoedigende woorden gesproken tot het aanwezige publiek, namelijk dat het christendom een geloof is van vergeving en niet van het afschrijven van mensen.

Het bestuur van de Jimmy Swaggert Ministries wilde ondanks deze turbulente openbaring van Swaggart zelf, toch doorgaan met alle activiteiten, inclusief de wereldwijde uitzendingen en de daarbij behorende vertalingen.

Toen ik terug was in Nederland, kwam Jimmy Swaggart binnen enkele weken opnieuw in het nieuws met hetzelfde probleem, alleen nu met een andere prostituee.

De liefde voor de Jimmy Swaggart Ministries was hierdoor bij het bestuur van de Broederschap snel over. Zij hebben dan ook geen stappen meer ondernomen om dit bij de Filadelfia gemeente weg te trekken. Wat is nieuw onder de zon? De kerk blijkt net zo te functioneren als de wereld in zijn geheel als het gaat om geld, invloed en aanzien.

 

Inmiddels was het 1990 en dus ook weer tijd om met de opvang van SHEBA op vakantie te gaan naar Terschelling. Dit bleek een turbulent uitstapje te worden. Halverwege deze vakantie werd ik op Terschelling gebeld door een afgevaardigde van de Broederschap met het dringende verzoek om per direct terug te keren naar Apeldoorn. Het bleek namelijk, dat er door enkele leden van de Filadelfia gemeenschap over mij was geklaagd bij het bestuur. Er was onrust ontstaan over de werkbelasting en financiële problemen. Ik heb die afgevaardigde uitgelegd dat SHEBA met zo’n vijftig man vakantie vierde en dat het praktisch onmogelijk was om op stel en sprong naar Apeldoorn te komen. Ik verzocht hem dan ook deze ontmoeting uit te stellen tot eind van de week, wanneer alles en iedereen weer terug zou zijn. Uiteraard heb ik deze onrust onder gemeenteleden ook gedeeld met de aanwezige staf op Terschelling.

Van een echtpaar, dat als staf van SHEBA was achtergebleven op het buitencentrum in Epe, hoorde ik dat de klagende leden van de Filadelfia gemeenschap feitelijk werden gesteund door de gewezen directeur van SHEBA, de heer Jan Pieter. Laatstgenoemde had ook vergaande voorstellen ingediend achter mijn rug om, om SHEBA onder zijn leiding te brengen en deze af te bouwen tot een veel kleinere groep van mensen die hulp nodig hadden. Ook het buitencentrum in Epe zou volgens zijn voorstel verkocht moeten worden.

Daarna werd ik nog een keer gebeld door dezelfde afgevaardigde van de Broederschap met het ultimatum om nu direct, dat wil zeggen diezelfde dag nog, naar Apeldoorn te komen, daar het gesprek geen uitstel meer duldde. Het was nu komen of anders grote problemen voor mij persoonlijk.

Dat laatste kon ik wel aanvoelen, gezien de autoritaire opstelling van de Broederschap. In het meest gunstige geval zou ik dan onder de curatele van de Broederschap terecht komen, waardoor alles voor mij bepaald zou gaan worden. In het minst gunstige geval zou ik afgezet worden als predikant. De Broederschap sleep zijn messen, met name omdat ik te groot was geworden in hun ogen en te veel macht zou hebben binnen de aangesloten kerken van de Broederschap.

Dat kon ik niet laten gebeuren. Daar had ik mijn politieloopbaan immers niet voor opgegeven. De Broederschap had zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een theocratische organisatie met een bestuur als Theo (God) zelf. Een dictatuur die totaal geen rekening hield met het principe van hoor en wederhoor. Onder een dergelijke autocratische dictatuur kon en wilde ik niet leven, laat staan functioneren.

Met de aanwezige staf op Terschelling en ook in overleg met de achtergebleven staf in Epe, heb ik voorgesteld om los van SHEBA zelfstandig verder te gaan onder een nieuwe stichting. De stafleden op Terschelling en enkele stafleden in Epe vonden dit, gezien de omstandigheden, wel een goed idee.

De tweespalt, het schisma, was een feit! Een niet eenvoudige stap met alle gevoelens en gedachten die daarbij hoorden, maar wel noodzakelijk.

 

In allerijl werd er een nieuw onderkomen gezocht en gevonden op een camping in Beekbergen, vlak bij Apeldoorn. Na een nieuw telefonisch gesprek heb ik de afgevaardigde van de Broederschap ook medegedeeld dat onze wegen zich gingen scheiden. In het daaropvolgende weekend arriveerden de vakantiegangers van Terschelling weer in Epe, alwaar de mensen die meegingen naar de nieuwe stichting in Beekbergen, hun spullen pakten en dezelfde avond nog vertrokken naar hun nieuwe opvangplaats. We werden in Epe uitgezwaaid door de gewezen directeur van SHEBA, de onruststoker Jan Pieter.

Die zondagmorgen heb ik mijn spullen van het kantoor in Apeldoorn, inclusief mijn persoonlijke bibliotheek die ik daar had ondergebracht, opgehaald. Ik ging nu echt als een zelfstandige en onafhankelijke predikant functioneren vanuit mijn eigen woning. De scheuring was een definitief feit, maar ook de nieuwe stichting, die we De Schakel gingen noemen, was geboren.

HOOFDSTUK 6. HET CAMPINGLEVEN

 

De scheuring was emotioneel niet gemakkelijk. Mensen waar je al jaren mee hebt opgetrokken, bleven achter in de Filadelfia gemeenschap. Mensen ook die hun ziel en zaligheid hadden gegeven in de inzet bij allerlei activiteiten, inclusief SHEBA.

Het dictatoriale regime van de Broederschap maakte het echter onmogelijk om ergens normaal over te praten, laat staan een dialoog te vinden. En dan zwijg ik nog maar wat het praktisch voor mij zou hebben betekend in mijn functioneren als predikant. Mijn visie op het geheel zou in ieder geval niet overeind zijn gebleven, daar de Broederschap een veel meer traditionele orthodoxe vorm van kerkzijn voor ogen had. Dan hoef je alleen maar vroom bezig te zijn en dat geeft rust, denkt men.

Veel tijd om bij al deze zaken, gedachten en emoties stil te staan, was er niet.

De notaris had inmiddels de statuten voor de nieuwe stichting al voor ons klaargemaakt. Op de maandag na onze thuiskomst in Epe werden deze ondertekend. Ook het huurcontract voor één maand van een gezamenlijk onderkomen op de camping in Beekbergen voor de opvang van verslaafden werd die dag bekrachtigd. Daarnaast werd er door mij en anderen de nieuwe kerkelijke gemeenschap De Rots statutair opgericht bij dezelfde notaris.

De overgebleven staf die met ons mee was gegaan, werd ingedeeld in roosters om 24/7 beschikbaar te kunnen zijn in de nieuwe stichting De Schakel.

Het was behelpen, want de accommodatie was verre van toereikend voor onze doeleinden. De catering werd direct die maandag geregeld door twee vrouwelijke stafleden, die de menu’s samenstelden, de inkoop deden en ervoor zorgden dat alles redelijk verliep tijdens het koken voor de groep van ongeveer 15 mensen in de opvang.

Diezelfde dag had ik ook een gesprek met de Sociale Dienst van de gemeente Apeldoorn, teneinde de uitkeringen van de opgevangen mensen veilig te stellen. Het scheelde dat ik in SHEBA zowel bij de advocaat als bij de Sociale Dienst van Apeldoorn die contacten al had. Geen overbodige luxe, daar vrijwel iedereen die bij binnenkomst in De Schakel naar de Sociale Dienst moest voor hun uitkering, met uitzondering van hen die onder artikel 47 van het Wetboek van Strafvordering bij ons waren geplaatst door justitie en zij die een uitkering van het UWV genoten. De voormalige advocaat van

SHEBA werd benaderd om nu de nieuwe stichting bij te gaan staan voor het geval mensen in de opvang naar de rechtbank moesten.

 

De rest van die week was het druk met het begeleiden van de mensen en het vinden van zinvolle bezigheden in en rond de camping waar we zaten. Nieuwe bankrekeningen moesten worden geopend alsmede het vinden van een goede boekhouder/accountant die het financiële plaatje van De Schakel zou gaan beheren.

De eerste maand van de nieuwe stichting werd er tot laat in de avond gewerkt om alles soepel te laten verlopen, zoals het ontwerpen van nieuwe intakeformulieren, gestandaardiseerde inkooplijsten maken, het vinden van een huisarts, tandarts en apotheek, de ontwikkeling van een effectieve begeleiding met de daarbij behorende administratie, enzovoort.

 

Na twee weken op de camping te hebben doorgebracht, bleek al snel dat we op zoek moesten naar een betere accommodatie voor De Schakel. Die werd uiteindelijk gevonden op een recreatiepark in Hoenderloo. We konden daar voor onze gasten zes uit steen gebouwde bungalows betrekken, ieder voorzien van een eigen keukentje en voldoende slaapplaatsen.

Zo verhuisden we na vier weken uit Beekbergen naar Hoenderloo. De Schakel had nog geen eigen busje voor dit vervoer, dus alles werd gedaan met de privéauto’s van de stafleden.

 

Intussen begon bij mij ook het besef te dagen dat de genomen beslissing om te breken met SHEBA, Filadelfia en het overkoepelende orgaan van de Broederschap, een goede zaak bleek. Niet meer tussen allerlei geloofsklippen doorzeilen, niet langer hoeven te voldoen aan opgelegde uiterlijke normen en waarden. Gewoon weer een normaal mens zijn, onder gewone mensen, die niet zoveel pretenties hebben. Elkaar weer accepteren zoals we zijn, zonder het vaak belerende vingertje van een medegelovige, die vindt dat bepaalde dingen niet kunnen, zoals bijvoorbeeld roken. De meeste verslaafden rookten waar mogelijk in de opvang. Ook bepaalde krachttermen werden door de fijngelovigen bepaald niet gewaardeerd. Zo probeerde ze de opgevangen medemens aan de buitenkant hun beschaving op te leggen, maar van binnen beklijfde dit niet. Tot een echt innerlijke verandering van de mens kwam het maar al te vaak niet.

De meegekomen stafleden en ik waren nu vrij om met elkaar, al dan niet verslaafd, gewoon mens onder de mensen te zijn. Dit dus zonder moraliserend, corrigerend gedrag naar elkaar toe. Dat besef maakte mij blij en onderstreepte de juistheid van mijn keuze.

 

Ondanks dat we nog niet toekwamen aan public relations om de naamsbekendheid van De Schakel te vergroten, kwamen er in die periode toch al nieuwe mensen met een verslavingsproblematiek binnen. Hierdoor en ook omdat de eensteensmuurtjes van de bungalows die wij huurden niet bepaald de kou en het vocht buiten hielden, besloten we na zes weken opnieuw te gaan zoeken naar een betere locatie voor ons opvangwerk. We vonden een andere camping in Beekbergen bereid om alle aanwezige zomerhuisjes aan ons te verhuren, zo’n tien stuks. Er bevond zich aan de voorzijde van die camping een grote vrijstaande Finse bungalow. Deze bungalow kon dienst gaan doen als gezamenlijke bijeenkomstruimte en had ook nog eens drie kamers die als kantoor konden gaan functioneren.

Dit was werkelijk een verbetering en precies wat we op dat moment nodig hadden; groeimogelijkheden, betere behuizing voor de opvang, een eigen ingang bij de Finse bungalow en kantoorruimte, zodat de stafleden en ik niet meer vanuit onze privéhuizen hoefden te gaan werken.

Het contract werd zonder aarzeling ondertekend en kon ieder jaar weer verlengd worden. Een goede deal voor de campingeigenaar, maar ook voor De Schakel.

Door dit nieuwe vaste en goed geoutilleerde onderkomen, konden wij ons eindelijk na tweeënhalve maand als stichting op een rustige manier verder ontwikkelen. Tevens werden er nog twee personenbusjes aangeschaft voor het vervoer van de opvang naar het wekelijkse sportgebeuren in een sporthal in Apeldoorn. Dit betekende dat onder andere ook de bevoorrading voor de huisjes van de opvang nu makkelijker en effectiever kon worden gedaan.

In het grote kantoor werden de levensmiddelen en andere zaken per huisje verdeeld en menulijsten gemaakt voor een hele week. Deze spullen werden opgehaald door de huis-oudste, die per onderkomen was aangesteld.

De wekelijkse begeleidingsgesprekken met de opvang konden nu in een rustige omgeving door de stafleden worden gedaan.

Sommige aldaar verblijvende campingbewoners boden spontaan hun hulp aan om de stichting financieel en soms ook praktisch te gaan ondersteunen. Opmerkelijk, daar deze bewoners van die camping toleranter bleken dan de Filadelfia gemeenschap. Ik zag het dan ook met vreugde gebeuren.

Blijkbaar ging de tamtam van De Schakel rond in heel Nederland, zonder dat er echt aan publiciteit werd gedaan. Nieuwe verzoeken om hulp te verlenen kwamen nu wekelijks binnen. Ook nieuwe stafleden van buiten De Schakel meldden zich uit Hoenderloo en andere steden, zoals o.a. Rotterdam, om zich te gaan inzetten bij De Schakel.

 

In die periode kreeg ik ook de behoefte om meer kennis te vergaren teneinde De Schakel beter vorm te kunnen geven en een uitgebalanceerde structuur te ontwikkelen die een wetenschappelijke toets zou kunnen doorstaan.

In 1994 ben ik daarom begonnen met de studie Algemene Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, om aan het eind daarvan af te gaan studeren in de specialisatie Praktische Theologie onder leiding van professor Dr. Gerben Heitink.

 

Inmiddels groeide De Schakel in drie jaar tijd weer uit zijn voegen. Er werden zo’n vijftig mensen op de camping opgevangen, waarvan sommigen na hun programma graag wilden meewerken in de staf als ervaringsdeskundige. Ze werden ingedeeld in het rooster van 24/7 beschikbare stafleden, hetgeen tegelijkertijd een ontlasting was voor de stafleden die al langer meedraaiden. Een welkome verlichting in deze. Ook verslaafden met een Antilliaanse achtergrond begonnen zich te melden voor hulp. De meesten daarvan woonden al in Nederland, maar dit bleek later een sneeuwbaleffect te gaan worden m.b.t. hulpzoekenden uit de Antillen zelf. We liepen echt helemaal vol en ik wilde hoe dan ook voorkomen dat we met wachtlijsten zouden moeten gaan werken. Dus er zat maar één ding op. Een ander groter onderkomen zien te vinden. Die vond ik dan ook en wel vlakbij in de bossen van Beekbergen; het voormalig terrein van De Kuil, zoals het bekend stond, werd te koop aangeboden. Een plek die ook de bestemming had van gezondheidszorg op elf hectare grondgebied. Vele kantoren, een sporthal, een grote werkplaats, een kantine met een professionele keuken en een natte ruimte voor de wasserij. De vraagprijs was 2,2 miljoen gulden. Die hadden we niet, dus ben ik maar naar de bank gegaan om te kijken wat er mogelijk was. Er werd druk berekend en gerekend op het financiële plaatje dat ik samen met onze externe accountant daar had neergelegd. Het licht van de bank ging op groen, maar toen de datum van december 1994 in zicht kwam, begonnen enkele stafleden bezwaar te maken tegen deze aankoop. Hieronder was een staflid met zijn vrouw, die ook al meedraaiden in SHEBA en ook destijds op Terschelling waren, toen de breuk met Filadelfia plaatsvond. Zij en nog enkele nieuwe stafleden vonden het financiële risico te groot en bleven liever op de camping zitten. Dit zou betekenen dat er geen eigen terrein in zicht zou komen en dat er wachtlijsten zouden gaan ontstaan. Dit was voor mij onacceptabel. Ik heb die groep dan ook voor de keuze gesteld: of erin meegaan, of vertrekken. Ik moet wel eerlijk zijn, dat als zij zouden vertrekken (en dat deden ze), ik gelijk ook van een buitenechtelijke relatie af was. Niet netjes wellicht, maar zo kon ik twee vliegen in één klap slaan. Niets menselijks is mij blijkbaar vreemd. Bovendien had ik ook geen last meer van fundamentalistische geloofsopvattingen binnen de stafleden. De laatste fundamentalist was hiermee ook vertrokken. De andere stafleden die ook vertrokken, probeerden nog een eigen opvangcentrum op te richten en namen ook enkele mensen uit de opvang van De Schakel mee.

Er moest wel opnieuw met de bank gesproken gaan worden, daar ook de man die het interne financiële beheer van De Schakel deed, opgestapt was. Na een intens gesprek met de bank en onze accountant over de financiële haalbaarheid van het project De Schakel, werd het licht gelukkig toch weer op groen gezet. De accountant van De Schakel maakte iemand van zijn kantoor vrij om ook de interne financiële zaken bij te houden en in te boeken, waaronder de inkomsten uit de derdenrekening van de mensen in de opvang.

Eind december werd de overdracht van het terrein De Kuil notarieel geregeld, zodat wij in januari 1995 op ons gemak konden verhuizen. De keuken- en kantoorinventaris, alsmede de telefooncentrale en de brandveiligheidsinstallatie zaten in de verkoopsprijs. Een goede meevaller dus.

De Schakel kon zich nu als professionele organisatie verder ontwikkelen op een vaste plek, waar gezien de capaciteit in de gebouwen een groei mogelijk werd naar honderdvijftig mensen die opgevangen konden worden. Een nieuwe toekomst gloorde!

HOOFDSTUK 7. EEN WOELIG JAAR

 

Het jaar 1995 begon goed. De VVD-wethouder van de gemeente Apeldoorn wilde mij spreken. Hij liet mij in niet mis te verstane bewoordingen weten, dat hij het niet zag zitten dat De Schakel het terrein van De Kuil had gekocht. Ik herinnerde hem er fijntjes aan, dat het bestemmingsplan onze komst op die plek niet kon tegenhouden. Deze wethouder beloofde er echter alles aan te doen om ons dwars te zitten.

Met dat in mijn oren geknoopt, ben ik weer huiswaarts gekeerd. Dit gesprek, als je het al een gesprek kon noemen, heeft hooguit zo’n vijftien minuten geduurd. Later bleek dat deze wethouder persoonlijke belangen had in de directe omgeving van ons nieuwe terrein. Verslaafden daar opvangen zou deze belangen in zijn optiek kunnen schaden.

Maar goed. Heel veel moest nog geregeld worden, zoals de verhuizing van de camping naar het nieuwe onderkomen, de aankoop van voldoende bedden voor alle mensen in de opvang en de aanpassing van de sporthal op het nieuwe terrein tot samenkomstruimte.

Met behulp van de nog aanwezige stafleden en de mensen in de opvang zelf, werd deze klus in enkele weken geklaard. Nu begon het echte werk pas. Er moesten posities ingevuld worden, die op de camping niet noodzakelijk waren. Er was een intakebureau nodig voor de nieuwe aanmeldingen, stafleden voor het nieuwe crisiscentrum waar de verslaafden na binnenkomst fysiek konden afkicken, leiding voor de nu centrale keuken en eetzaal, mensen die de was voor het hele centrum konden doen, enzovoort.

De huisarts van Beekbergen kon niet langer als zodanig worden ingezet. Er waren simpelweg teveel patiënten die er voor hem bijkwamen. Ik heb een advertentie laten plaatsen om een echte gespecialiseerde verslavingsarts aan te trekken, die door De Schakel betaald diende te gaan worden. Gelukkig werd die arts snel gevonden en werd de interne medische dienst een feit.

Door het vertrek in december van de nodige stafleden, werd ook zichtbaar dat deze vacante plaatsen snel opgevuld dienden te worden. Door alle publiciteit was de tamtam ook doorgedrongen bij enkele hogescholen, die stageplekken voor enkele van hun studenten zochten. Na gesprekken hierover werd ik aangesteld als de begeleider van deze studenten. Op deze manier werd een deel van de behoefte aan nieuwe stafleden opgevangen. Sommige van deze studenten wilden na hun stage niet meer weg en werden full time stafleden.

So far, so good, zou je denken. Ware het niet dat mijn echtgenote het nodig vond er met iemand die nog in het programma zat, vandoor te gaan. Op 4 mei 1995 om 9.00 uur ’s morgens deelde zij mij in mijn kantoor mede, dat zij wilde scheiden om op dezelfde dag nog te vertrekken naar het westen van het land. Vierentwintig jaar huwelijk was in één klap voorbij. Dat ging niet in mijn koude kleren zitten. Ik kon niet echt meer naar behoren functioneren en was dan ook zo’n drie maanden afwezig bij De Schakel. Ik ben de staf nog dankbaar hoe goed zij één en ander hebben opgevangen tijdens mijn afwezigheid.

Thuiszittend heb ik brieven geschreven naar mijn ex-vrouw om haar te overreden terug te keren en te proberen een nieuwe start te maken. Ook heb ik haar in die brieven opgebiecht over mijn buitenechtelijke relatie. Dat laatste had ik beter niet kunnen doen. Het bleek namelijk dat mijn brieven aan haar werden doorgestuurd naar de Apeldoornse Courant. De journalisten van die krant brachten mij een bezoekje toen ik mijn werk op De Schakel weer had hervat. Dat leverde een behoorlijk negatieve publicatie van De Schakel op, in het bijzonder over mij als persoon.

Alsof dat niet genoeg was, deed de bank daarna ook nog een duit in het zakje. Blijkbaar zag de bank gevaren voor de continuïteit van De Schakel. Zij eisten dan ook dat ik af zou treden als voorzitter van De Schakel, zodat zij meer greep zouden kunnen krijgen op het financiële reilen en zeilen van de stichting. Veel keus had ik niet en ben ik dus als voorzitter afgetreden. Een staflid van De Schakel nam mijn positie in het bestuur over.

Door al deze negatieve berichtgevingen kwam De Schakel dan ook in financieel zwaar weer terecht. De aanwas van nieuwe aanmeldingen om opgenomen te worden in De Schakel liep hierdoor danig terug. De aflossingen aan de bank konden daardoor niet meer tijdig worden voldaan. Het water stond aan de bekende lippen en ik zag mijn levenswerk al in rook opgaan, net nu we het geheel meer handen en voeten konden geven.

Uiteraard was het nieuws van mijn escapades met een andere vrouw ook doorgedrongen in het Westen van het land. En dus vond mijn oudste broer Henk, in zijn hoedanigheid als dominee, het tijd om een duit in het zakje te doen. Hij schreef een brief aan mij die in kopie ging naar andere kerkleiders in het land. De inhoud hiervan loog er niet om. Het liefste zou hij mij door het afvoerputje weggespoeld zien worden, maar vooruit, hij is de beroerdste niet. De strekking van de brief was dat hij ervoor open stond om mij weer in genade te ontvangen. Maar dan moest ik wel terugkeren in zijn gemeenschap van gelovigen. Pas veel later in 2017 zou ik de behoefte voelen om digitaal op mijn website hierop te reageren en voor iedereen inzichtelijk te maken.

Maar ook hier weer een geluk bij een ongeluk. Een bekende relatie van mij wist misschien wel een investeerder die geïnteresseerd was in het terrein en de opstallen van De Schakel. Deze investeerder had daar gelukkig ook oren naar. Hij bezocht ons, dat wil zeggen de bestuurders van De Schakel en mijzelf, tezamen met zijn accountant. Diezelfde avond besloot hij om met ons in zee te gaan. De hypotheek bij de bank van De Schakel werd afgekocht en wij kregen een nieuwe bank toegewezen, die van de betreffende investeerder. Deze financiële overgang betekende voor De Schakel tevens dat er iedere maand duizenden guldens minder huur betaald hoefde te worden in verhouding tot de aflossing van de hypotheek bij de voormalige bank.

Zo werd een meer dan moeizaam jaar, zowel zakelijk als privé, alsnog positief afgesloten. De Schakel kon nu eindelijk na ongeveer tien maanden in zwaar weer te hebben gezeten, zich verder ontwikkelen naar een professionele organisatie.

Wat mijzelf betrof, ook ik kon er weer tegenaan om met hernieuwde krachten mijn schouders onder het werk te zetten. Ik heb de scheiding van mij af kunnen schrijven in brieven aan mijn ex en kon nu als vrijgezel de wereld weer aan, bij wijze van spreken.

Alles had zijn plekje gevonden bij mij en ook bij De Schakel.

HOOFDSTUK 8. DE TURBULENTIE VOORBIJ

 

Eén van de eerste dingen die ik heb gedaan nadat de rust in het centrum weer was teruggekeerd, was het opzetten van een PR-afdeling. Deze bestond uit drie mensen die al een eind in het herstelprogramma zaten. Zij beheersten de Nederlandse taal goed en vonden het een uitdaging om dit van de grond te krijgen. Na de richtlijnen hiervoor opgesteld te hebben, gingen zij vol enthousiasme aan de slag. Zo werden leden van de Tweede Kamer uitgenodigd om een kijkje te komen nemen op ons terrein en kennis op te doen van onze aanpak in de verslavingszorg.

Een flink aantal van hen gaf hieraan gehoor, waaronder Agnes Kant van de SP. Zij was zeer geïnteresseerd en stelde de nodige kritische vragen, herinner ik mij. Deze delegatie van Kamerleden die ons nieuwe terrein bezochten, was een mooie boost voor het werk dat wij deden.

 

Zoals te doen gebruikelijk kregen we ook bezoek van de brandweer van Apeldoorn om het alarmsysteem in alle behuizingen te controleren en andere brandveiligheidseisen waaraan De Schakel moest voldoen. Alles werd gelukkig goedgekeurd.

Echter, bij een inspectie van de Voedsel- en Waren autoriteit ontstond het probleem dat de centrale keuken niet meer voldeed aan alle gestelde eisen. Dit was een grote tegenvaller. Gelukkig kon ik dit probleem voorleggen aan onze huurbaas, de investeerder uit Apeldoorn. De laatste ging onmiddellijk aan de slag en liet de hele keuken met de bestaande apparatuur omvormen totdat aan de gestelde eisen was voldaan, inclusief een gegoten vloer zonder naden. En dat alles zonder enige huurverhoging of aanvullende voorwaarden.

Ook het dak van de keuken en eetzaal moest aangepakt worden. De investeerder leverde de materialen en het dak werd in zijn geheel voorzien van nieuwe bitumineuze dakbedekking. Dit werd gedaan door mensen uit de opvang, die ook in het verleden bij een dakdekkersbedrijf hadden gewerkt.

 

Daar ik ook niet het eeuwige leven op aarde heb, begon ik in die periode ook na te denken over wie mijn opvolger zou moeten worden, in het geval ik om de één of andere reden weg zou vallen als drijvende kracht in De Schakel. De ontwikkelingen binnen De Schakel reikten de oplossing als bijna vanzelf aan.

Er kwamen steeds meer en meer aanmeldingen uit de Nederlandse Antillen om opgevangen te worden. Dit alles naast het reguliere aanbod uit Nederland zelf. Vanwege die onvoorziene toestroom van met name uit Curaçao, heb ik dan ook een afspraak gemaakt met de directeur van het Antillenhuis in Den Haag. Laatstgenoemde regelde afspraken op Sint-Maarten, Bonaire en Curaçao om e.e.a. qua toestroom van kandidaten uit de Antillen te stroomlijnen.

Zo vertrok ik met twee Antilliaanse ervaringsdeskundigen naar de drie genoemde eilanden.

Op Sint-Maarten en Bonaire bleek er weinig tot geen mogelijkheden te zijn om het geheel beter af te stemmen. Echter, op Curaçao, na een gesprek met de minister van Volksgezondheid aldaar, bleken hier wel mogelijkheden om de toestroom beter te laten verlopen. Er werd een Antilliaan gevonden, die bereid was om als coördinator voor de nieuwe stichting op Curaçao te gaan functioneren. Bij een volgende trip naar dit eiland werd de notariële acte ondertekend en was een nieuwe Antilliaanse stichting De Schakel een feit.

Op deze wijze werden er per jaar tientallen Antilliaanse hulpzoekenden opgenomen in De Schakel in Nederland. Door al deze ontwikkelingen stelde de directeur van het Antillenhuis mij ook voor aan een Antilliaanse hulpverlener die ook theologie had gestudeerd. Als zodanig werd die persoon aangenomen als leidend staflid voor zowel de Antillen als Nederland. In hem zag ik dan ook in eerste instantie mijn opvolger binnen De Schakel. Later kreeg ik daar wel wat bedenkingen bij, daar deze man nogal wat christelijk fundamentalistische gedachten had. En dat was een denkpatroon waarvan ik blij was dat ik daar van af was. En één ding was zeker, als ik werd opgevolgd door iemand, dan zeker niet door iemand met extremistische opvattingen en/of moraliserende uitingen waaraan iedereen zou moeten voldoen. Dus het zoekwerk naar de adequate opvolging was nog niet afgerond, maar feitelijk net begonnen.

 

Onder de vele vrijwilligers die De Schakel wilden ondersteunen in hun beschikbare tijd, bevond zich er één die volledig misbruik maakte van de hem gegeven speelruimte. In die ene maand dat hij als vrijwilliger bij ons werkte, wist hij alle telefoons van het boventerrein waar de werkplaatsen waren, te verduisteren en te verkopen. Uiteraard was hij daarna niet echt welkom meer. Hiervan werd aangifte gedaan met geen enkele positieve uitkomst op dit punt. Later bleek deze man een meester in het rondstrooien van allerlei geruchten over De Schakel en mijzelf; er werd in vuurwapens gehandeld, alsmede in drugs. En ja, prostitutie werd er ook bedreven en daar werd door mij veel geld aan verdiend, was één van zijn andere verzinsels. Dit leverde gelukkig geen directe schade voor mij en De Schakel op, maar een aantal jaren later wel.

 

Een ander obstakel dat zich aandiende, was het voortdurend geklaag van enkele buren van De Schakel over geluidsoverlast veroorzaakt door de samenkomsten in de voormalige sporthal. Ze hadden daar zeer veel last van, alhoewel er nooit na 22.00 uur muziek werd gemaakt. De decibelmeter van de gemeente Apeldoorn constateerde dat het geheel binnen de aanvaardbare normen bleef. Desalniettemin speelden die buren het naar een hoger niveau. De Raad van State in Nederland moest een eindoordeel vellen. Dankzij het vurige pleidooi van onze advocaat oordeelde de Raad van State in het voordeel van De Schakel en moesten de klagers ook alle kosten van deze rechtszaak betalen.

 

Mijn studie aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit verliep voorspoedig. Ik haalde ruimschoots mijn propedeuse, waardoor de tweede fase, de postpropedeuse, een aanvang kon gaan nemen.

Als vrijgezel beloonde ik mijzelf in die periode met een veertiendaagse vakantie op Cuba. Een prachtig eiland met heel vriendelijke, gastvrije mensen. Dit alles ondanks de enorme armoede en een gebrek aan van alles en nog wat.

 

In vergelijking met het jaar daarvoor bleek 1996 een rustig jaar. De medische staf kon uitgebreid worden met een tweede verslavingsarts uit Rotterdam en kon ondersteund worden door twee verpleegkundigen, die de werkdruk van de artsen sterk verminderden. Geen overbodige luxe, daar De Schakel inmiddels was doorgegroeid naar zo’n honderd mensen die opgevangen werden.

 

Het jaar werd afgesloten met een Kerstviering waar iedereen mocht aanschuiven aan de heerlijke dis die werd opgediend. De Schakel was gegroeid en sterker geworden dan ooit tevoren. Dit deed de behoefte ontstaan om beleidsregels en dergelijke in protocollen te gaan gieten. Zo ben ik begonnen met het schrijven van de ondernemingsaanpak met allerlei instructies voor stafleden, medisch personeel en ervaringsdeskundigen. De uitkomst hiervan werd ondertekend door het bestuur van de stichting.

Op naar het nieuwe jaar met allerlei nieuwe ontwikkelingen!

HOOFDSTUK 9. BAHAMA BREEZE

 

Ondanks alle moeite en strijd die het gekost heeft om De Schakel te brengen naar het punt waar het nu was, was het meer dan de moeite waard. Mensen zien veranderen en stabiliseren met een hernieuwde zingeving, is in ieder geval voor mij het mooiste dat er is. Ook al zijn er genoeg voorbeelden van mensen die in De Schakel hulp zochten en wegliepen uit die veilige omgeving. Sommigen daarvan vielen terug in de verslavings-scene waar ze uit kwamen. Anderen werden later dood gevonden in een pand of ook een keer op de snelweg tussen Arnhem en Apeldoorn. Dit zijn de gevolgen van verslaving en verkeerde keuzes, kun je zeggen. Toch blijft het pijn doen, zelfs nu ik er na zoveel jaren over nadenk en dit opschrijf.

Maar het leven gaat verder, ook voor hen die bevriend waren met de slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen. Het motiveerde mij ook om iedere dag om zes uur op te staan, teneinde om half acht op De Schakel na het ontbijt enkele bemoedigende overdenkingen mee te geven aan de gasten in de opvang. Daarna naar mijn kantoor om gesprekken te voeren en richting te geven aan de medische dienst en andere stafleden die daar behoefte aan hadden. Vervolgens besteedde ik de resterende tijd aan counseling gesprekken met zo’n vijftien opvangelingen, die ik mijzelf had toebedeeld. Iedere week minimaal één gesprek met deze mensen. De rest van de gasten was verdeeld over de overige stafleden die, net als ikzelf, hun handen daaraan vol hadden.

Ik had genoeg te doen. Mijn werk stopte niet op vrijdag, maar ging ook in het weekend door en soms ’s nachts als ik opgeroepen werd voor één of andere calamiteit. Als vrijgezel heb je in ieder geval wat te doen.

Moe, maar ook voldaan, keerde ik omstreeks zes uur ’s avonds huiswaarts om mijn warme hap klaar te maken. Talent voor koken had ik niet (en nog niet) dus het was vaak macaroni of een vaak aangebrand stukje vlees. Tot op de dag van vandaag heb ik de kookkunst niet onder de knie gekregen.

 

In die periode was ik toch weer verliefd geraakt op een spontane, lieve en mooie vrouw, maar wilde dat niet echt toegeven aan mijzelf. Helaas woonde ze wel ver weg van mij in het westen van land. Zij was de dochter van de man, waar mijn moeder na het overlijden van mijn vader mee ging samenwonen. Tijdens mijn vakantie op Cuba in 1996 stuurde ik haar toch spontaan een kaartje.

Op een dag nodigde mijn bejaarde moeder mij uit om naar het 25-jarig huwelijksfeest van mijn middelste broer te gaan, boven de rook van Amsterdam in Velzen. Ondanks de drukke bezigheden op De Schakel maakte ik hier graag tijd voor vrij, met name omdat ook mijn heimelijke liefde mee zou gaan. We spraken af dat ik hen daarheen zou brengen met de auto.

Het werd nog beter toen mijn moeder in de auto vroeg of ik samen met haar en Caroline naar de USA wilde gaan om een familielid, haar neef Frans, in Florida te bezoeken. Zonder enige aarzeling heb ik daar ja op gezegd.

Caroline zou de tickets regelen die mijn moeder zou betalen. We hadden daarover nog wat telefonisch contact over welk vliegveld het beste was om te landen in Florida. Als Caroline belde, kon het gesprek niet lang genoeg duren. Ik begon langzaam te beseffen dat ik mij meer en meer tot haar aangetrokken voelde.

Die spontane reis naar Florida was in april van 1997 gepland. We, dat wil zeggen mijn moeder, Caroline en ik, werden door bijna de hele familie en wat stafleden van De Schakel uitgezwaaid op Schiphol.

Voor mijn moeder was het een bijzondere reis. Het was voor haar de eerste keer dat zij vloog en die hele reis van zo’n negen uur heeft zij geen oog dichtgedaan, alleen maar samen met Caroline genieten van het uitzicht. Zelf nam ik een lekkere whisky in het vliegtuig om vervolgens in slaap te vallen.

Na de landing op het vliegveld van Orlando haalden wij de gereserveerde huurauto op. Met wat zoekwerk kwamen we uiteindelijk aan in Sint Augustine in het noorden van Florida, waar Frans in een vrijstaande bungalow woonde. Inmiddels was het al donker aan het worden.

Om mijzelf tijdens deze reis niet aan Caroline op te dringen, was het aanvankelijk de bedoeling dat ik na het eerste weekend bij Frans weer op het vliegtuig zou stappen naar Baton Rouge in Louisiana. Daar zou ik enkele kennissen bezoeken uit mijn periode bij de Jimmy Swaggart Ministries. Caroline en mijn moeder zouden dan die drie weken bij Frans verblijven, waarna ik ze weer op zou halen om de terugreis naar Nederland aan te vangen.

Dit plan veranderde echter diezelfde avond nog. Het bleek dat zijn huiskat Poetsie niet geheel vrij was van vlooien en zijn hele huis zat ermee onder. Caroline en ook mijn moeder zagen het eigenlijk niet meer zo zitten om drie weken rond te brengen tussen de vrolijk rondspringende vriendjes van Poetsie. Ik stelde daarom voor om mijn trip naar Louisiana te cancelen en in plaats daarvan samen een trip met de auto door Florida te maken. Een geluk bij een ongeluk, zal ik maar zeggen. Ik kon nu lekker legitiem veel langer in de nabijheid van Caroline verblijven zonder dat dit al te veel in de gaten liep.

Zo gezegd, zo gedaan. De volgende dag na het ontbijt vertrokken we uit Sint Augustine, om langzaam af te zakken naar het zuiden.

We stopten aan het einde van de eerste dag bij een motel waar we onze eerste overnachting boekten. We schonken een alcoholische versnapering in, die we onderweg hadden gekocht.  Er was helaas geen ijs voor handen. Voor mij geen probleem, maar mijn moeder wilde er wel graag een blokje ijs in hebben.

Mijn moeder sprak geen Engels, maar dit vormde voor haar geen enkele belemmering. Ze stapte af op de eigenaresse van het motel en begon met handen en voeten duidelijk te maken wat zij graag wilde. Het geheel onderstreepte ze met alleen maar Nederlandse woorden. Grappig genoeg kreeg ze het gevraagde wel voor elkaar.

Zo waren wij op een avond een hapje gaan eten en om daarna wat te na te genieten met een drankje aan de bar. Daar kreeg mijn moeder sjans met een Amerikaan die maar tegen haar bleef praten. Ze verstond er niets van, maar het was wel komisch om te zien dat mijn moeder zijn intenties wel begreep.

We hebben er daarna hartelijk om gelachen.

Tijdens de reis werd ik steeds gekker op Caroline. We bezochten met elkaar diverse pretparken en in het Sea Aquarium probeerde ik een mooi T-shirt aan haar cadeau te doen. Ondanks mijn aandringen bleef zij het afwijzen en dat wakkerde het virus der liefde nog verder in mij aan.

Inmiddels reisden wij langs de andere kust van Florida weer terug naar het noorden. Onderweg kochten we tickets voor de Disneyparken en boekten wij een motel in Orlando. Wij genoten heerlijk van al het spektakel. Vooral de Tower of Terror vonden Caroline en ik een leuke ervaring en zijn daar meerdere keren in geweest.

Op de laatste avond in Orlando gingen Caroline en ik wat drinken in een bar/restaurant genaamd de Bahama Breeze. Buiten bij de open haard raakten wij in een serieus en diepgaand gesprek verwikkeld. Ik vroeg haar niet rechtstreeks ten huwelijk, maar vroeg haar om erover na te denken. Dat zou zij doen. Bij terugkomst bij het motel was de eerste echte zoen in de auto een feit. Na een wonderlijke en niet te vergeten nacht besloten wij om zo snel mogelijk met elkaar te trouwen. Mijn moeder was de eerste die het hoorde, maar ze scheen eigenlijk het al te weten.

Bij terugkomst in Nederland werden we opgewacht door een groot deel van de familie. In Wateringen waar mijn moeder toen woonde, werd ons voorgenomen huwelijk wereldkundig gemaakt. Velen waren verbaasd, sommigen uitten hun zorgen daaromtrent en een enkeling was ronduit vijandig. Eén van hun redeneringen was dat je als gescheiden man niet kon hertrouwen. Hierbij citeerden zij o.a. uitspraken van het Vaticaan en een dochter van mijn oudste broer zei als variant daarop, dat dit niet bijbels verantwoord was. Wat een kliek, wat een hypocrieten, alsof dat soort geloofsovertuigingen een mens gelukkig maken. Niets is minder waar!

 

Terug op De Schakel bleek alles gelukkig goed verlopen te zijn. Nieuwe mensen die om hulp vroegen waren opgenomen en de harmonie op het terrein was er één om te zoenen. Ook daar heb ik de plannen om in het huwelijksbootje te stappen aangekondigd.

En op drie september 1997 werd dit een feit. Eerst op het gemeentehuis in Apeldoorn waar mijn moeder en twee van mijn kinderen tekenden als onze getuigen van dit heugelijke feit. Daarna de kerkelijke inzegening in de evangelische gemeente De Rots op het terrein van De Schakel.

Al onze vrienden, waaronder mijn oud-chef van de politie met zijn vrouw, en familie werden uitgenodigd om de receptie bij te wonen en tegelijkertijd te genieten van een heerlijke Hindoestaanse rijsttafel, die door een collega van Caroline uit Den Haag was georganiseerd. Het geheel werd gedragen door de klanken van het Antilliaanse Trio Tamico’s, op wiens muziek er heerlijk op werd los gedanst.

De gasten en wij hadden genoten van deze feestelijke dag, inclusief de mensen die in De Schakel waren opgenomen. Ook zij waren allemaal deelgenoot van het festijn.

In de kleine uurtjes werden Caroline en ik naar onze woning in Apeldoorn gereden door onze Antilliaanse chauffeur voor deze dag.

Onze huwelijksreis begon de volgende dag al vroeg. Op vier september werden wij door luid gebonk om half vijf ’s ochtends wakker gemaakt door mijn toenmalige schoonzoon, die ons op tijd op Schiphol moest afleveren. Zo werden Caroline en ik halfslapend op het vliegtuig naar Jamaica gezet om aan onze reis te beginnen.

We landden op het vliegveld van Montego Bay, waar wij ook een appartement hadden geboekt. We hadden wat boodschappen nodig en besloten die te doen in een nabijgelegen winkelcentrum. Met onze huurauto reden we daar heen. Terugkomend van het winkelen bleek de linker voorband van de auto lek te zijn. Terwijl wij de lekke band inspecteerden, kwamen een aantal mannen naar ons toe, die de band wel even voor ons wilden verwisselen. Dit rook naar opzet, maar omdat we geen heisa wilden, lieten wij ze de band verwisselen. Nadat zij de band hadden verwisseld, stapten wij in onze auto, maar toen begon het. Zij wilden geld zien en begonnen ons te bedreigen. Ik bleef kalm, maar na een tijdje heen en weer praten had Caroline er genoeg van. Zij leunde over mij heen, draaide het raampje met één hand aan mijn zijde dicht met bijna de hand van een Jamaicaan ertussen en met de andere hand drukte zij keihard op de claxon. Zo snel als zij verschenen waren, gingen ze er hierop vandoor. Ik gaf gas en weg waren we. Wat was ik trots op mijn nieuwbakken vrouw. Niet alleen mooi, maar ook één met temperament.

In ons appartement vonden we verder nog de nodige kakkerlakken, maar dat scheen erbij te horen.

Al met al hadden we een heerlijke drie weken op dit prachtige eiland, maar Kingston Town sloegen we wel over. Volgens de verhalen was dit namelijk nog crimineler dan Montego Bay. Overigens is het merendeel van de bewoners van Jamaica zeer vriendelijk en hulpvaardig, maar sommige hotspots kun je beter vermijden.

Terug van onze huwelijksreis pakten we ons normale ritme weer op. De dag begon om zes uur met Caroline op de trein te zetten naar Den Haag om in het ziekenhuis te gaan werken. Daarna voor mij de rituelen van de dag om uiteindelijk Caroline om acht uur ’s avonds op het station van Apeldoorn op te halen. Vervolgens samen eten en snel naar bed, want de andere dag was het weer vroeg op.

Dit heen en weer reizen heeft ze zo’n negen maanden volgehouden om uiteindelijk aan het werk te gaan in het Weezenlanden ziekenhuis te Zwolle. Dat maakte het gelukkig allemaal minder intensief en makkelijker te doen voor ons beiden.

Bahama Breeze had Caroline en mij een onvergetelijk nieuw leven gebracht. Ik kon na al die jaren niet gelukkiger zijn. Er waaide een nieuwe wind in mijn leven met vertrouwen en hoop, met in zijn kielzog onvoorstelbaar veel liefde; een echte onvervalste Bahama Breeze.

HOOFDSTUK 10. STORM OP KOMST

 

Het nieuwe jaar begon veelbelovend. Er kwamen veel nieuwe aanmeldingen binnen die via het intakebureau geplaatst werden in het crisiscentrum, ter voorbereiding op het feitelijke programma.

Er werd nagedacht over uitbreiding van interne projecten om mensen nieuwe vaardigheden bij te brengen. Enkele stafleden werden daarom uitgezonden naar Engeland, om daar kennis op te doen voor een nieuw op te starten project dat bestond uit het kweken van wormen voor de recreatieve visserij. Het was de bedoeling dat de wormen daarna werden verkocht aan de visserijverenigingen.

Bij terugkomst werd er direct gewerkt aan het maken van betonnen bakken om de wormen te kweken. Echter, een buurman ging klagen bij de gemeente Apeldoorn. Hij vond dat we daar geen wormen mochten kweken zonder een vergunning. Vervolgens stak de gemeente Apeldoorn hier jammer genoeg een stokje voor. Helaas, maar van tegenslagen word je sterk, zegt men.

 

In die periode konden we ook een externe specialist in de vorm van een psycholoog aan onze staf toevoegen. Met de komst van deze professional was de staf volledig op sterkte gebracht en wat belangrijker was, stabiel.

Het verloop onder het medisch personeel, stafleden voor de counseling en ervaringsdeskundigen was nog niet eerder zo laag, namelijk nihil.

Het wagenpark werd vernieuwd met leasebusjes, waardoor de tweedehandsbusjes verkocht konden worden. Qua veiligheid in het vervoer een groot pluspunt.

Een professionele kok was inmiddels al in dienst genomen. Het enige wat nog een aandachtpunt was, was de aanstelling van een chef inkoop voor de keuken. Deze diende zich aan in de persoon van mijn middelste broer, die in dat jaar werd aangenomen. Hij droeg tevens zorg voor een goede uitvoering van de HACCP-eisen van de Voedsel- en Warenautoriteit.

Inmiddels had onze investeerder ook zorg gedragen voor twee grote professionele wasmachines. Hierdoor kon de totale was van De Schakel en haar bewoners per week in één keer afgehandeld worden.

Ook werd er een oude SRV-wagen omgebouwd en beschilderd om dienst te gaan doen als zogenaamde Soepbus voor de daklozen in Apeldoorn. Eén maal per week ging deze wagen met stafleden naar het centrum van Apeldoorn om daar een warme maaltijd te geven aan een ieder die daar behoefte aan had.

Alle interne projecten, zoals groot en klein onderhoud aan de gebouwen, tuin- en bosonderhoud, de dierentuin met varkens, kippen, geiten en dergelijke, als ook de administratieve ondersteuning functioneerden inmiddels naar volle tevredenheid.

De Schakel stond op het punt om weer volledig vol te lopen met hulpzoekenden.

In die periode ontstaat bij de staf ook de behoefte om iets voor onze medemensen in de Oekraïne te gaan doen. Na maanden van voorbereiding besloten we uiteindelijk om een weeshuis te gaan ondersteunen in het zuiden van de Oekraïne met bouw- en verbouw activiteiten. Zo gaan er in die zomer twee busjes en een personenauto vol met bouwmaterialen en zo’n zestien gasten van De Schakel onder leiding van het hoofd van de technische dienst, op weg om ongeveer zes weken aan dit project te gaan werken. Iedereen kwam voldaan terug met veel nieuwe ervaringen opgedaan in een cultuur die toen zeker behoorlijk anders was dan in Nederland. Het geheel kan zeer geslaagd worden genoemd en voor herhaling vatbaar.

In overleg met onze investeerder werden door mij plannen gemaakt om op het boventerrein, dat toen voor het merendeel uit bosgrond bestond, nieuwbouw te plannen. Hierdoor kon De Schakel doorgroeien naar zo’n driehonderdvijftig bedden.

Nadat het financiële plaatje hiertoe goed was gekeurd door de investeerder en mijzelf, ging de opdracht naar een architect in Zutphen om het één en ander op papier verder uit te werken. Zoals wel vaker gebeurt, lekten deze plannen uit naar de Gemeente Apeldoorn. Die zagen zo’n uitbreiding helemaal niet zitten en belegden dan ook in het geheim een vergadering om het bestemmingsplan van de grond van De Schakel te wijzigen. Het huidige bestemmingsplan van de grond was vastgesteld als zijnde bestemming volksgezondheidszorg. De Gemeente Apeldoorn wilde dit wijzigen naar uitsluitend woonbestemming, zodat ze hierdoor de uitbreidingsplannen van De Schakel konden blokkeren. Dit kon een tegenvaller worden voor De Schakel.

 

Onze tekeningen van de nieuwbouw werden dan ook door de architect zo snel mogelijk afgemaakt en aan het eind van deze heimelijke vergadering van de Gemeente Apeldoorn, ’s avonds nog ingediend. In een veel later stadium zou een rechter hierover nog een uitspraak doen.

 

Zo’n beetje halverwege dat jaar diende ik samen met de voorzitter van Stichting De Schakel een voorstel in bij de Vrije Universiteit. Onder leiding van professor doctor Gerben Heitink, hoofd van de faculteit Praktische Theologie en professor doctor Heimen Stoffels van de afdeling Sociologie, zou er een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden naar de werkwijze en effectiviteit van het opvangcentrum De Schakel. De kosten die hiermee gepaard gingen, bedroegen zo’n tweehonderdduizend gulden. Dit bedrag moest bij elkaar komen door middel van fundraising en eventuele andere bronnen van de Vrije Universiteit zelf. Een nieuw project dus om aan te gaan werken.

Inmiddels was ook de GGZ een onderzoek gestart om de medische dienst van De Schakel door te lichten. In een later stadium zou er een volledig verslag hiervan uitkomen met eventuele aanbevelingen ter verbetering van het geheel.

Het bestuur van De Schakel en ik als directeur, juichten dit onderzoek van harte toe.

Wat minder goed werd ervaren, was de werkwijze van de Sociale Dienst van de Gemeente Apeldoorn. Zo omstreeks september 1998 bleek dat de uitkeringen van de mensen in de opvang vertraagd werden ontvangen door De Schakel. Deze bewust in werking gestelde vertraging liep uiteindelijk op tot drie maanden en meer. Dit betekende dat de financiële begroting om alles rond te breien enorm in gevaar kwam. Dit vertragen van de Sociale Dienst werd gedaan zonder enige vorm van overleg. Dit terwijl de Sociale Dienst een wettelijke plicht heeft om de uitkeringen op korte termijn te regelen voor iedereen die daar recht op heeft. Hoe betrouwbaar is de, in dit geval, plaatselijke, overheid? Maar het kon nog veel erger.

Veel later zou blijken dat de Sociale Dienst door de gemeentepolitie van Apeldoorn heimelijk was ingeseind over een op handen zijnde arrestatie van enige medewerkers van De Schakel. Later bleek dat het om mijzelf ging, alsmede mijn middelste broer die voor De Schakel werkte.

Omdat dit op dat moment niet zichtbaar was voor mij, moesten we de gederfde uitgestelde inkomsten van De Schakel zien op te vangen.  

Enerzijds kon ik meer giften voor De Schakel genereren met behulp van een gepensioneerde kippenboer. De laatste had veel contacten in de pluimvee industrie en zo ontstond een plan om in een kippenslachterij een extern werkproject te starten. Op die manier konden mensen in de opvang die daar interesse in hadden, te werk worden gesteld in de kippenslachterij. Daar deden ze de nodige ervaring op, alsook een werkritme. Iedere dag werden deze mensen van De Schakel vervoerd van en naar de slachterij. Voor iedere persoon die daar te werk werd gesteld in dat project, betaalde de directie van de slachterij zo’n elfhonderd gulden per persoon in de vorm van een gift. Alles dus legitiem en juridisch goed geregeld. Voor De Schakel goed, maar ook voor de slachterij die dringend om werkers verlegen zat die bijna niet te vinden waren.

Door al deze ontwikkelingen moest er ook gekeken worden naar bepaalde bezuinigingen om de schade veroorzaakt door de vertragingsacties van de Sociale Dienst op te kunnen vangen. Eén van die bezuinigingen was het later in loondienst nemen van ervaringsdeskundigen die hun programma hadden doorlopen en graag voor De Schakel wilden blijven werken. Zij behielden wel gewoon hun uitkering. In het kader van het energieverbruik werden mede de nodige bezuinigingen gevonden.

Ook op het aantal reizen naar Curaçao voor de bestuursleden van De Schakel en mijzelf kon het nodige worden bezuinigd. Wel heb ik gelukkig op mijn laatste trip naar dit eiland in september 1998 samen met mijn vrouw onze trouwdag nog kunnen vieren, met een heerlijke maaltijd in het restaurant van Fort Nassau. Het was een onvergetelijke avond met een prachtig uitzicht. Uiteraard werd alleen het zakelijke deel van de trip bekostigd door De Schakel.

Persoonlijk had ik bij al deze ontwikkelingen een heel erg onbehagelijk gevoel, met name bij de vertragingsacties van de Sociale Dienst. Toen op dat moment niet te verklaren, maar in het jaar daarop wel.

Donkere wolken, inderdaad. Een voorbode van wat mij en anderen in De Schakel nog te wachten stond. Een alles vernietigende storm stond op het punt zich te ontladen.

 

HOOFDSTUK 11. HET DOEK VALT

 

Ogenschijnlijk begon het nieuwe jaar 1999 kalm en voorspoedig. Veel nieuwe aanmeldingen uit Nederland en de Nederlandse Antillen kwamen binnen. Het probleem van veel te late betalingen van de uitkeringen van de mensen die zijn opgenomen, bleef echter voortduren. Dat is niet echt voorspoedig, maar De Schakel had zich min of meer op dit gebied weten aan te passen met onder andere meer betaalde externe werkervaringsprojecten.

Zo kabbelden de eerste maanden voorbij zonder noemenswaardige voorvallen. Mijn vrouw en ik besloten dan ook om in april een break te nemen en op vakantie te gaan. Bij terugkomst in Nederland blijkt alles op De Schakel gewoon lekker te hebben doorgelopen. Geen bijzondere ontwikkelingen.

Dan op 18 mei 1999 rond zes uur ’s morgens werd er hard op de rolluiken van onze woning in Apeldoorn gebonkt. Het bleek geüniformeerde politie te zijn. Aan de achter- en voorzijde van onze woning stond de hondenbrigade en bij de voordeur zo’n zes man. Zonder uitleg over hoe of wat werd ik gearresteerd en nadat ik mij had aangekleed in het bijzijn van een politieagent, meegenomen naar het hoofdbureau van politie in Apeldoorn.

Mijn vrouw kon ik nog instrueren om De Schakel en onze advocaat te informeren over mijn arrestatie. Ik bleef gelukkig kalm, maar het is wel vernederend om op deze wijze door oud-collega’s van je bed gelicht te worden. Alsof je één of andere ernstig vuurwapengevaarlijke misdadiger bent. Als de politie mij ontboden zou hebben op het politiebureau, was ik gewoon gekomen. Ik had en heb immers niets te verbergen. Daar op dat bureau hadden zij mij ook kunnen aanhouden. Maar nee, het moest op deze manier. Een vorm van machtsmisbruik en intimidatie? Naar mijn oordeel wel.

Na enige uren in de cel te hebben gezeten op het politiebureau, werd mij door een hulpofficier van justitie verteld waarvoor ik was aangehouden. Het bleek te gaan om aangiften gedaan door drie personen met betrekking tot verkrachting en seksueel misbruik van minderjarigen. Zo’n beetje maximaal twaalf jaar gevangenisstraf hing boven mijn hoofd. Later vernam ik dat ook mijn twee broers om bijna dezelfde redenen waren aangehouden in Apeldoorn en in Wateringen bij Den Haag. Dit alles ondanks het feit dat bij één van de aangevers uit Apeldoorn door de politie een deskundige was geraadpleegd, die in zijn onderzoek al aangaf dat die aangever en zijn vader met een verborgen agenda werkten.

Een andere aangifte kwam uit het westen van het land. Daar heeft de politie echter geen onderzoek door een deskundige naar de aangifte laten doen. Dat had wel gemoeten, conform de Landelijke Expertise Groep Bijzondere Zedenzaken. Dit is een expertise groep die in het verleden is ingesteld ter bescherming van onterechte beschuldigden. Zo zouden valse aangiften al in een vroeg stadium eruit kunnen worden gefilterd. De politie Apeldoorn had hier dus wel aan voldaan. Echter de politie van Den Haag in zijn geheel niet. En dat was niet alleen nalatig, maar ook heel erg vreemd. Temeer omdat de Officier van Justitie belast met mijn zaak, ook de gehele aangiftestroom tegen mij naar het parket in Den Haag trok. Politie Apeldoorn en justitie Zutphen werden op deze manier buiten spel gezet.

De derde aangifte werd gedaan door mijn buitenechtelijke relatie op aandringen van haar echtgenoot. Deze aangifte behelsde ook het verzoek om mij uit mijn ambt te zetten, daar ik misbruik zou hebben gemaakt van mijn positie als pastor/counselor. Zij vergat hierbij wel te vermelden, dat we met elkaar meerdere keren op vakantie zijn geweest en elkaar ook regelmatig persoonlijke cadeautjes gaven. Deze aangifte kon al in een vroeg stadium van de verhoren de prullenbak in.

Maar omdat de aangiften naar het parket in Den Haag werden getrokken, werd ik overgebracht naar een politiebureau in Rijswijk om daar verder verhoord te worden onder de verantwoording van het parket Den Haag.

In de cel aldaar kreeg ik mijn ontbijt aangereikt door een oud-collega, waarmee ik samen als wijkagent gediend had aan het politiebureau Archimedesstraat in Den Haag. Deze ontmoeting was niet echt aangenaam, maar eerder afstandelijk. Ook de chef van dat bureau was een oud-collega, die in dezelfde opleidingsklas als ik had gezeten. Hij had dus een goede carrière gemaakt om als hoofdinspecteur van politie te eindigen. Maar hij liet zich niet zien. Jammer, echter dit geeft aan hoe de organisatie in elkaar zit. Ze maken geen fouten en als je dus aangehouden wordt, is dat volkomen terecht. En al ben je een oud-collega, dat doet daar niets aan af. Afstand houden, dus. Wel teleurstellend voor mij persoonlijk, maar het was niet anders!

Na twee keer op het politiebureau van Rijswijk door twee man te zijn verhoord, werd mijn totale ontkenning van alle aangiften tegen mij voorgelegd aan de Officier van Justitie in Den Haag, belast met mijn zaak.  Een ambitieus man die geen oog bleek te hebben voor de mogelijkheid dat hij weleens een tunnelvisie kon hebben ontwikkeld. Vreemd, want de aangifte van de zogenaamde slachtoffers logen er niet om. Overduidelijke onmogelijkheden en fantasieën die iedere vorm van werkelijkheid misten. Te gek om waar te zijn. Zelfs een leek zou vraagtekens hebben gezet bij deze aangiften. Maar niet deze Officier van Justitie. Hij dacht in deze hoogst gevoelige zaak aanzien te kunnen maken in Nederland. Immers, mijn arrestatie en detentie kwam breeduit in beeld bij de pers,  op het Nederlandse journaal alsook bij CNN. Iemand met mijn profiel zou deze Officier van Justitie wel heel goed kunnen helpen bij het hogerop komen in het justitiële apparaat.

Zo werd mijn detentie dus officieel verlengd en werd ik overgebracht naar het cellencomplex van het hoofdbureau van politie in Den Haag. Een cellencomplex, mij wel bekend uit mijn tijd bij de Vreemdelingendienst. Ik heb daar vele ongewenste vreemdelingen zelf naar toe gebracht. En nu zat ik er zelf achter een gesloten deur. Een heel aparte beleving, waar ik niet vrolijk van werd.

Maar het justitiële traject van vernederingen was nog niet geheel en al afgelegd. Na een nacht op het hoofdbureau van politie te hebben vertoefd, werd ik voorgeleid bij de Rechter-Commissaris. Inhoudelijk is deze man nergens in geïnteresseerd en dat liet hij ook blijken. Alleen waar ik naar toe zou gaan in mijn voorarrest was voor hem belangrijk. En dat werd de penitentiaire inrichting in Rotterdam.

Daar aangekomen werd mij fijntjes medegedeeld, dat ik een nummer krijg dat mijn hele leven aan mij zou blijven kleven. “Altijd goed om te weten”, reageerde ik daarop.

De eerste zes weken van mijn detentie bleek er één te zijn van de categorie afzondering. Ik mocht met niemand contact opnemen, niet in de PI zelf en niet met mijn vrouw Caroline. Alleen mijn advocaat mocht mij spreken, alsmede de politie voor nader verhoor.

In deze periode kreeg ik van mijn advocaat alle stukken die betrekking hadden op mijn zaak. In die papieren massa zag ik ook wie aangifte tegen mij hadden gedaan. Dat bleek Martijn, de zoon van Jan-Pieter, de gewezen en ontslagen directeur van SHEBA te zijn. De ander was de dochter van mijn middelste broer. Van Jan-Pieter die samen met zijn zoon Martijn gezamenlijk aangifte tegen mij deed, bleek duidelijk zijn motieven. Door middel van leugens, bedrog en valse aangiften wilde hij wraak nemen op mij, de persoon die hem ontslagen had. Ook hier blijkt maar weer, dat mensen die zich op de borst slaan dat zij een echte christen zijn, gewone mensen zijn met alle menselijke gedachten en gevoelens, waar of niet waar. Ik ben er inmiddels wel achter dat je beter om kunt gaan met mensen buiten de kerk, wie dan ook, dan de mensen die daarbinnen leven. De vroomheid staat bij hen voorop, maar ze steken je net zo gemakkelijk figuurlijk een mes in de rug.

Van de dochter van mijn middelste broer heb ik tot op de dag van vandaag geen hoogte gekregen van haar motivatie om een valse aangifte tegen haar vader en mij te doen. Het enige dat ik kan vermoeden, en meer is het niet, is dat de scheiding van haar vader en moeder moeilijk te verteren is geweest.

Tijdens de afzonderingsperiode kreeg ik twee keer bezoek van de recherche. Tijdens het eerste gesprek kwam ik erachter dat mijn oudste dochter ook aangifte tegen mij wilde doen. Zij moest alleen nog even nadenken over wat er precies zou zijn voorgevallen. Met mijn oudste dochter had ik allang geen contact meer nadat zij samen met haar moeder was weggelopen naar het westen van het land. Ieder met een gast van De Schakel, waarbij mijn dochter haar zevenjarige dochter achterliet in Zutphen bij wat nu haar ex-man is. Deze oudste dochter is nu anno 2024 blijkbaar nog steeds aan het nadenken over wat er gebeurd zou moeten zijn. Zij heeft dan ook nooit enige verklaring c.q. aangifte gedaan tegen mij. Justitie en de recherche hadden hier wel op gehoopt. In ieder geval door haar langdurige “nadenken” is mijn detentie onnodig lang verlengd geworden, zo bleek later.

Ook waarheidsvinding bij justitie en recherche is in mijn zaak een onbekend woord gebleken. Beide instanties zochten, overigens tevergeefs, naar steunverklaringen van andere mensen om mij veroordeeld te krijgen. Zo werden mijn twee andere kinderen niet opgeroepen om verhoord te worden door de recherche. Die zouden namelijk ieder woord van de valse aangevers met klem ontkennen en daar hadden ze bij justitie geen behoefte aan. Ik moest “hangen” en daar waren ze op uit. Niets meer en niets minder. Mijn kinderen hebben uiteindelijk zelf besloten om zich te melden bij de politie in Rijswijk om hun verklaring aan de recherche af te leggen. Schoorvoetend werd die verklaring opgenomen, waarbij zij beiden verklaarden dat wat de valse aangevers verklaard hadden, gewoon simpelweg helemaal nooit gebeurd was inclusief leugens over misbruik met betrekking tot henzelf.

Nadat ik niet langer onder de beperkingen viel in de Penitentiaire Inrichting, die bedoeld waren om mij psychisch emotioneel onder druk te zetten, kon ik eindelijk mijn vrouw bellen. Ze was gelukkig thuis op dat moment, alhoewel ik me emotioneel had voorbereid dat ze er misschien niet meer zou zijn. We waren op dat moment immers nog maar twee jaar getrouwd. Echte tranen van geluk kon ik dan ook niet onderdrukken toen ik haar stem na zo’n lange tijd voor het eerst weer hoorde. Wat een kanjer, die aan mij liet zien waarom zij de vrouw van mijn dromen is. Mijn grote liefde, steun en toeverlaat.

Ineens kwam de andere dag ook alle post binnen, alle brieven die Caroline iedere dag, wekenlang aan mij had geschreven. Ik ben er wel even zoet mee geweest om dit alles te lezen.

Ik kon nu ook bezoek gaan ontvangen in de penitentiaire inrichting. Geen ideale plaats om je dierbaren te ontmoeten, maar het was niet anders. Caroline was de eerste, gevolgd door de voorzitter van De Schakel en anderen, waaronder de investeerder van De Schakel.

Na ieder bezoek werd je door de bewakers van de penitentiaire inrichting van top tot teen bekeken, tot in je bilnaad toe. Iedere keer weer heel vervelend, maar vooral vernederend met name voor wie dit moet ondergaan. De bewakers zelf hadden er schijnbaar wel plezier in. Op medemenselijkheid of respect hoef je in het gevangeniswezen niet echt te rekenen. Je bent gewoon een ding, een voorwerp, een nummer, niet meer en niet minder, helaas.

Tijdens de bezoeken werd ik bijgepraat over de situatie van De Schakel. Die was niet best. Heel veel negatieve publiciteit en de inkomstenstroom vanuit de Sociale Dienst was bijna geheel en al opgedroogd. Er kwamen nauwelijks nieuwe aanmeldingen binnen, terwijl door dit alles ook mensen besloten om op te stappen bij De Schakel. In Curaçao was het nieuws van mijn arrestatie ook doorgedrongen en kwamen er geen nieuwe mensen meer op Schiphol aan.

In de Tweede Kamer werden vragen gesteld over deze “Antillianen route”, alsof we een soort mensensmokkelaars waren die wel heel illegaal bezig waren.

In de penitentiaire inrichting heb ik in overleg met het bestuur van De Schakel besloten om hulp te vragen bij een ander opvangcentrum, dat ongeveer op dezelfde leest was geschoeid. Echter, de hulp die De Hoop, zoals dat centrum heet, aanbood, was in feite het doodsvonnis van De Schakel, zo zou wat later blijken. Dit betekende voor De Hoop een concurrent minder en een belangrijke toename van hun landelijke uitstraling. Een volledige ontmanteling van alle afdelingen/diensten van De Schakel was dan ook het gevolg. Onder de naam Stichting Horeb werd het een doorgeefluik van mensen ten behoeve van De Hoop zelf. Geen programma, geen medische dienst, geen begeleiding, alleen een tijdelijke slaapplaats totdat er plaats was in Dordrecht waar De Hoop is gevestigd. Bovendien deed de toenmalige directeur van De Hoop nog een fijn christelijk schepje bovenop alle commotie. Hij kende namelijk nog veel meer mensen die wel aangifte wilden doen tegen mij. Uiteraard werd dit alles door de voormalige directeur in alle oprechte vroomheid geuit. Diep bedroevend is zo’n houding echter wel. Ook hier werd weer zichtbaar dat schijnheiligheid de ware aard van de mens niet verborgen houdt.

Maar even terug naar mijn “zomerverblijf”: het was dat jaar ongehoord warm weer in Nederland. Ik probeerde zo veel mogelijk in mijn cel te blijven en niet te gaan “luchten”, zoals dat heet. Als je verdacht wordt van zedendelicten en in het bijzonder met kinderen, dan loop je het risico in de penitentiaire inrichting om “opgeknapt” te worden. Tenminste, als de bewaarders deze feiten lieten lekken onder de bewoners van de penitentiaire inrichting. Daar had ik uiteraard geen zin in. Ik had daarom ook slechts contact met twee medegedetineerden als we op de ring waren, waar we ons vrij konden bewegen om bijvoorbeeld te kunnen bellen naar het thuisfront.

Tijdens werkuren op de werkplaats heb ik heel creatief allerlei kleine dingen in elkaar moeten zetten. Dat was niet zo heel erg, want de tijd ging op die manier gewoon sneller en makkelijker voorbij.

Door alle spanningen in mijn lijf kreeg ik uitslag op mijn huid. Ik zat helemaal onder de rode vlekken, en meldde mijzelf aan bij de interne medische dienst van de penitentiaire inrichting. Daar werd ik overigens niet geholpen. Ik kreeg geen medicijnen of zalf of iets dergelijks, omdat ik een ontkennende verdachte was. Blijkbaar een andere methode van machtsmisbruik om een verdachte verder psychisch emotioneel onder druk te zetten. Een misstand in het gevangeniswezen die mijns inziens onmenselijk en onwaardig is voor een overheid die zegt dat alle mensen onschuldig zijn, totdat het tegendeel is bewezen. Gelukkig voor mij was mijn aandoening niet levensbedreigend maar wel heel vervelend, om me maar zacht uit te drukken.

Maar het leven gaat door, ook in de penitentiaire inrichting. Er moest met spoed een echte deskundige worden gevonden die de verklaringen van de valse aangevers juridisch en technisch kon ontkrachten. In het verleden had ik op radio 1 zo’n deskundige gehoord, gespecialiseerd in hervonden herinneringen bij aangevers van seksuele fantasieën, die zij meenden te hebben doorstaan. Ik was alleen de naam kwijt, maar die wordt mij aangereikt door mijn vrouw via een collega van haar. Zo werd professor doctor H.F.M. Crombag in zijn hoedanigheid van rechtspsycholoog en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Limburg, door mijn advocaat benaderd. Hij nam de aangiften door en schreef aan justitie zijn bevindingen, die er niet om logen. De zogenaamde eerste deskundige, doctor Kemperman, werd door hem ernstig op de vingers getikt. Grof gezegd, vanwege het gebruiken van een verouderde methode en het ontbreken van voldoende kennis omtrent de materie. Crombag verwees het verhaal van beide aangevers als een totaal verzonnen geheel naar het land der fabelen, voortkomend uit de zogenaamde hervonden herinneringen die met behulp van een psychoanalytische therapeut geconstrueerd waren.

Justitie kwam hierdoor in het nauw, daar zij mij dus niet zomaar veroordeeld konden krijgen.

Er kwam dan ook een wissel van de wacht oftewel de Officier van Justitie uit Den Haag werd van mijn zaak gehaald en vervangen door een Officier van Justitie uit Rotterdam. Later zou blijken dat die Officier van Justitie uit Den Haag zoveel fouten had gemaakt, zoals het niet van tevoren raadplegen van de Landelijke Expertise Groep Bijzondere Zedenzaken en het niet hanteren door de recherche van het begrip waarheidsvinding. Door een bevriende pakketsecretaris bij het Paleis van Justitie in Den Haag, die eigenlijk ook medeverdachte was, werd later verteld dat deze Officier van Justitie zijn carrière geblokkeerd zag worden.

Eind augustus, na honderddrie dagen in detentie te hebben gezeten, werd ik samen met mijn middelste broer, na beraadslaging van de rechters, op vrije voeten gesteld. De valse aangevers die bij die zitting ook aanwezig waren, slopen als het ware de rechtszaal uit. En ik kon eindelijk na al die tijd even mijn vrouw omarmen en een stevige kus geven.

De voorzitter van de rechtbank vond het echter nog wel nodig om mij te herinneren aan het feit dat ik een strafblad had. Van geen kwaad bewust vroeg ik hem waaruit dat strafblad dan bestond. Het bleek te gaan om het later naar school laten gaan van mijn zoon vanwege een vakantie. Dit heb ik toen in Apeldoorn voor laten komen en mijn boete werd met de helft verminderd. Dit voor laten komen levert dus wel een strafblad op, iets waar ik nooit bij stil heb gestaan. Eigenlijk wilde de voorzitter van de rechtbank in Den Haag hiermee zeggen, dat, ook al mag ik nu naar huis, ik feitelijk een crimineel verleden zou hebben. Maar die opzet mislukte door mijn vraag in de rechtszaal om openbaarheid van het strafblad te geven. Justitie probeerde bijna het einde van het verhaal van valse aangiften, ook hiermee toch te laten zien, dat hun ingrijpen niet zomaar uit de lucht was komen vallen. Deze poging mislukte schromelijk. Want ik ben geen crimineel, nooit geweest en zal het ook nooit worden.

Daarna mocht ik naar huis, maar moest eerst nog even wachten op vervoer van de rechtszaal naar de penitentiaire inrichting om mijn spullen op te halen. Eenmaal thuis gekomen was het huis overal versierd met slingers en heb ik met plezier weer mijn eerste glas Glennfiddich gedronken.

Zo werd een heel nare smaak van honderddrie dagen onnodige detentie door mij een beetje weggespoeld. Wat een feest om weer vrij te zijn, te lopen en te staan waar je wilt. Maar bovenal om weer gewoon thuis te zijn bij mijn ongelooflijk sterke en moedige vrouw die voortdurend aan mijn zijde stond. Met elkaar hebben we ons samenzijn extra ondersteund met een korte vakantie in een hotel in Dalfsen. Onvergetelijk!

De definitieve vrijspraak moest echter nog komen. Die stond bij justitie ergens gepland in april in het jaar daarop. Want justitie wilde, ondanks mijn vrijlating, verder onderzoek doen om deze zaak voor hen weer op de rails te zetten. Zij hoopte met name dat meer zogenaamde slachtoffers van mij zich zouden melden. En wie weet, hervindt mijn oudste dochter ook nog haar herinneringen aan de daden van haar vader. Dus wachtte justitie op een doorbraak die er nooit meer zou komen.

Ondertussen was het einde van stichting De Schakel wel akelig dichtbij gekomen. Eigenlijk was het doek al gevallen, maar nog niet voor iedereen zichtbaar.

HOOFDSTUK 12. HOE NU VERDER?

 

Na mijn thuiskomst uit de Penitentiaire Inrichting ben ik zo snel als mogelijk was gaan kijken op het terrein van De Schakel. Dat was ergens in september 1999. Het bleek al snel dat dit niet gewaardeerd werd door de nieuwe machthebbers. Met uitzondering van enkele stafleden van De Schakel die daar min of meer nog functioneerden, werd ik met de nek aangekeken en zorgvuldig vermeden. Een heel trieste ervaring, maar dat was blijkbaar het christelijke beleid van De Hoop.

Alles wat ook maar enigszins rook naar De Schakel moest en zou in de kiem gesmoord worden. Als blikken konden doden, was ik daar meermalen een vroegtijdige dood gestorven. Ik besefte maar al te goed dat het tijdperk van De Schakel helemaal ten einde liep. Emotioneel een niet eenvoudige ervaring, kan ik zeggen.

De laatste vergadering van De Schakel was op het kantoor van onze investeerder. Aan hem heeft het nooit gelegen, maar De Schakel zat in de klem van oplopende schulden bij het energiebedrijf en andere toeleveranciers.

Daarnaast was er een intentieverklaring getekend door het bestuur van de Schakel voor een naadloze overgang naar stichting Horeb, de apart hiervoor opgezette tak van De Hoop. Het bestuur van De Schakel deed bij de investeerder nog een laatste bijna wanhopige poging om het gehele proces van overgang te stoppen. Dit was echter niet meer haalbaar, daar de consequentie hiervan was, dat het bestuur beticht kon worden van “onverantwoord bestuur”. Dat risico wilden de bestuursleden van De Schakel niet lopen, ondanks dat ik als directeur van De Schakel en niet-bestuurslid zijnde, hen rugdekking wilden geven.

Ik moet toegeven dat hieruit ook bleek dat zij geen vechtersmentaliteit bezaten. Aan één kant begrijpelijk. Daarbij aantekenend dat deze bestuursleden ook een heel zware periode achter de rug hadden. Ik in de penitentiaire inrichting, schuldeisers over de vloer, mensen in de opvang die wegliepen en De Hoop die zich meldde om de boel wel even over te nemen. Tussen al die klippen door heeft het bestuur van De Schakel een geweldige prestatie geleverd. Zij bleven zo lang mogelijk staan om het fort te verdedigen, ook al was het eindresultaat heel veel anders dan dat zij voor ogen hadden. Ik heb hun inzet en met name van de voorzitter van De Schakel, dan ook zeer gewaardeerd.

Het hele proces van valse aangifte en beschuldigingen bleef in de publiciteit komen en met name het dagblad De Telegraaf besteedde hier veel aandacht aan, met diverse groot uitgepakte interviews met mij en een belichting van de valse aangevers.

De maatschappelijke en financiële gevolgen van dit alles waren enorm, zowel voor mij als de stafleden die in loondienst waren van De Schakel. De laatsten kregen het voorstel van stichting Horeb om een tijdelijk contract te ondertekenen of anders op te stappen. Ongeveer de helft besloot om weg te gaan, ondanks dat sommigen hierbij ook hun woning op het terrein van De Schakel verloren.

 

De andere helft van de staf tekende het tijdelijke contract, om daarna te ervaren hoe christelijk Horeb/De Hoop feitelijk is. Stichting Horeb had namelijk nog wel de hulp nodig van het hoofd van het crisiscentrum. Er werd door hen contact opgenomen met een bevriende christelijke journalist van het Reformatorisch Dagblad om een zo negatief mogelijk interview te geven met dit hoofd van het crisiscentrum. Hierbij zou de stichting Horeb positief worden afgeschilderd. Deze actie werd door hen ondernomen, omdat ze last bleven houden van klachten van de bewoners die aangaven dat het bij De Schakel allemaal veel beter was georganiseerd. Het werd dan ook verboden om het woord De Schakel nog in de mond te nemen op straffe van ….! Allen werden na afloop alsnog ontslagen en niemand bleef in dienst van de nieuwe stichting. Ook het voormalig hoofd van het crisiscentrum werd alsnog ontslagen. Judasstreken zou je kunnen zeggen. De ware aard verbergt zich niet. Het hoofd van het crisiscentrum bood daarna nog wel via de voorzitter van De Schakel zijn excuses aan mij aan.

De Schakel was vlak daarvoor door de arrondissementsrechtbank te Zutphen failliet verklaard, evenals de evangelische gemeente De Rots. Dit uiteraard ook gepaard gaande met de nodige publicaties in de Nederlandse pers.

In die tussentijd heb ik de laatste colleges aan de Vrije Universiteit bijgewoond, zodat ik alleen nog maar mijn afstudeerscriptie hoefde te schrijven. Echter, door het geheel van alles wat het afgelopen jaar was gebeurd, kon ik dit niet langer psychisch emotioneel opbrengen. Ik heb Gerben Heitink van de universiteit dan ook gevraagd om voor onbepaalde tijd mijn studie te stoppen. Hier had hij gelukkig alle begrip voor. Tot mijn teleurstelling zou veel later blijken, dat de opzet van mijn studie zodanig veranderd was, dat ik niet meer zomaar kon afstuderen in het oude Nederlandse systeem. De Vrije Universiteit was namelijk overgegaan op het Amerikaanse universitaire systeem van BA, MA en PhD. Ik had door deze ontwikkeling geen motivatie meer, maar zag ook geen noodzaak meer om daar nog energie in te stoppen.

Nu De Schakel niet meer bestond kwam het ministerie van Justitie met het eindresultaat van het vooronderzoek betreffende criminele activiteiten van De Schakel en in het bijzonder van mij als persoon. Er bleek niets waar van de geruchtenstroom over wapenhandel, drugshandel en prostitutie binnen De Schakel. Ook kwam de recherche van de Sociale Dienst van de gemeente Apeldoorn ineens naar buiten met het resultaat van een onderzoek naar fraude door De Schakel. Zij concludeerden eveneens dat er van fraude of enige andere vorm van criminaliteit geen sprake is geweest. Dit kwam allemaal ook weer uitgebreid in de publiciteit. Eerst beschuldigingen naar buiten brengen en als het kalf, De Schakel, verdronken is, vaststellen dat er niets, maar dan ook echt niets strafbaars is gepleegd door De Schakel of door mij als persoon. Een zeer betrouwbare overheid, zeg ik dan maar cynisch.

Nu mijn inkomen als zelfstandig counselor/pastor door het faillissement van De Schakel was opgehouden, moesten mijn vrouw en ik nadenken over hoe nu verder te gaan. Caroline werkte nog in het ziekenhuis in Zwolle als medisch secretaresse, dus dat was in ieder geval iets. Maar nu ik nog. Alles afgebroken en van de grond af aan weer iets nieuws opbouwen was het enige dat erop zat. Alleen was dit niet zo gemakkelijk. Immers, veel instanties, waaronder de politie, wilde mij zeker niet terug hebben, na alles wat er gebeurd was. De christelijke wereld waarin ik al die tijd na de politie in had vertoefd, keken mij met de nek aan. Voor hen was ik het vieze mannetje, die geen toekomst meer heeft. Bovendien had ik inmiddels een afwijkende theologie ontwikkeld. In loondienst ergens anders aangenomen zien te worden was ook geen gemakkelijke opgave, mede gezien mijn leeftijd en gebrek aan passende mogelijkheden. De enige meest voor hand liggende mogelijkheid was om iets als zelfstandige op te gaan zetten.

Uiteindelijk zag ik een advertentie in de krant van de South Western Petroleum Company (Swepco) die mensen zocht om hun producten te promoten in Europa. In Antwerpen ontmoette ik samen met mijn middelste broer de vertegenwoordiger van die onderneming. Dat klikte direct goed en we, dat wil zeggen mijn broer en ik, besloten aan de slag te gaan. Mijn broer, zo stelde hij, kon immers een drol als een kroket verkopen. Dus ik had goede moed, maar dat viel tegen. Zijn zakelijk inzichten bleken zeer beperkt en hij wilde vooral niet vooraf investeren in bijvoorbeeld een gegevensdrager vol met contactgegevens van bedrijven, die mogelijk de Swepco producten konden gebruiken. Nee, uit een openbare telefooncel scheurde hij enkele bladzijden uit de Gele Gids om vandaar uit potentiële klanten te gaan benaderen. Naast het feit dat dit een misdrijf is, paste zijn manier van denken en handelen totaal niet bij mij. Dus scheidden onze wegen zich al na enkele weken.

In overleg met mijn vrouw besloot ik om onze financiële reserves te gebruiken om ons bedrijf van de grond te tillen. Zo werd de BV Lazar Salesoffice als werkmaatschappij en BV Lazar International als moederbedrijf opgericht. In de vier jaar dat ik zo bezig ben geweest hadden we twee man in loondienst genomen en drie bedrijfswagens lopen.

Dan volgt in april 2000 de laatste zitting in de arrondissementsrechtbank van Den Haag waar we zoals verwacht werden vrijgesproken van alle misdrijven die tegen mij en mijn broers waren ingebracht.

Die vrijspraak voelde in eerste instantie wel goed, maar het geheel bleef als een donkere wolk boven mijn leven hangen. Ik was immers beschuldigd van iets dat ik niet had gedaan en bovendien wist iedereen ervan door alle publiciteit. In ieder geval voelde dat zo. Bovendien kon ik ook niet zomaar meer mijn beroep als predikant counselor uit gaan oefenen, zonder vraagtekens op te roepen. Ik besloot hierop om aangifte doen tegen de valse aangevers op het politiebureau van Apeldoorn.

De rechercheur die mij te woord stond en mijn aangifte opnam, was vriendelijk en meewerkend. Totdat er ineens onaangekondigd een geüniformeerde brigadier van politie binnenstapte. Hij vroeg of ik degene was, die in Den Haag na drie maanden straatdienst werd overgeplaatst om als mentor te gaan dienen voor net afgestudeerde collega’s. Uiteraard beaamde ik dat, waarop hij zei dat mijn aangifte tegen de valse aangevers niet verder zou komen dan de onderste la in het bureau van politie waar ik hem te woord stond. Ik heb hem toen fijntjes gewezen op artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel houdt in dat iedereen recht heeft op het doen van een aangifte en dat dit serieus genomen dient te worden. Met andere woorden, hij kan dat wel proberen, maar mijn aangifte gaat hoe dan ook naar de rechtbank van Zutphen. Immers het doen van een valse aangifte is en blijft een misdrijf en als zodanig dus strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht. Die blijkbaar oud-collega bij mijn tijd bij de Haagse politie, droop toen af. Maar het is te gek voor woorden, dat zo’n man een dergelijk gedrag vertoont. Waarschijnlijk was hij toen al jaloers op mij, of had hij een andere motivatie om dit zo te doen. Een broer van één van de valse aangevers werkte namelijk toen al als rechercheur bij de politie van Apeldoorn. Geen idee, maar het geeft wel weer hoe vreemd en onbehoorlijk iemand als gezagdrager zich kan gedragen.

Mijn aangifte tegen de valse aangevers belandde dan ook netjes bij het parket van Justitie in Zutphen, die deze weer doorstuurde naar het parket van Justitie in Den Haag, die dit alles verder zou afhandelen.

Maar ongepast en onbehoorlijk gedrag van de overheid kent blijkbaar geen grenzen. Op een dag na onze vrijspraak werd ik uitgenodigd door mijn oud-chef bij de politie, hoofdinspecteur Jan. Dit is dezelfde man die ook uitgenodigd was om onze bruiloft in 1997 bij te wonen. Zijn vrouw zou dan weer een heerlijke hindoestaanse maaltijd maken, die zoals ik uit ervaring weet, er niet om zou liegen. Eenmaal bij hen thuis wat gedronken te hebben, kwam deze oud-chef met de vraag “Is er werkelijk niets gebeurd met die aangever? Want waar rook is, moet toch ook vuur zijn?” Ik reageerde onmiddellijk dat alles van de aangevers gelogen was. Er was geen rook en dus ook geen vuur. Maar goed, het eten smaakte ondanks het hierdoor ontstane spanningsveld voortreffelijk. Ik heb eenmaal thuis in Apeldoorn nog geprobeerd telefonisch contact te krijgen met deze oud-chef, maar dat lukte in het geheel niet meer. De telefoon werd niet opgenomen of zijn vrouw vertelde mij dat hij niet bereikbaar was. Ik heb dan ook een sterk vermoeden dat het Openbaar Ministerie van Den Haag deze oud-chef heeft verzocht mij te benaderen, om mij uit mijn tent te lokken in een ontspannen vriendschappelijke omgeving. Zo heeft het Openbaar Ministerie geprobeerd om, na mijn vrijspraak, mijn daderschap alsnog te bewijzen. Die opzet mislukte geheel en al, maar het geeft aan hoe in dit geval het Openbaar Ministerie alsnog zijn falen tegen mij probeerde een draai te geven in hun voordeel. Beneden alle peil, ook van mijn oud-chef die ik als vriend beschouwde. Dat hij zich hiervoor heeft geleend is een zware teleurstelling voor mij geweest.

Dan begint het schadevergoedingsproces bij justitie te lopen. Mijn miljoenenclaim wordt door justitie direct afgewezen. Daarvoor moet ik een aparte civiele procedure opstarten ondersteund door forensisch bewijs. Wel kreeg ik het dubbele uitgekeerd van waar een onterecht gearresteerde en gedetineerde recht op heeft. Een verkapte vorm van schuldbekentenis waar ze toegeven dat mijn levenswerk was vernietigd door deze acties. Maar daar had ik niet zoveel aan. Ik vond een gerenommeerd accountantsbureau, die met mijn claim naar justitie aan de slag zou gaan. Blijkbaar was de overheid voor dit bureau een te belangrijke opdrachtgever en wel zodanig, dat zij beleefd maar pertinent mijn aanvraag om de claim verder uit te werken naast zich neer hebben gelegd.

De rechtbank in Den Haag was inmiddels ook tot de conclusie gekomen dat mijn aangifte tegen de valse aangevers niet gehonoreerd zou worden. Zeer teleurstellend, mag ik wel zeggen.

Intussen was mijn advocaat uit Apeldoorn benoemd tot hoogleraar bij de universiteit van Amsterdam. Hij verwees mij door naar een andere advocaat die het hoger beroep bij het Gerechtshof tegen de uitspraak van de rechtbank van Den Haag zou aankaarten.

Na enige maanden kwam de uitspraak van dit gerechtshof. Ik rolde bijna achterover van verbazing. Wat bleek volgens de voorzitter van het gerechtshof, dat liegen mag. Want het zijn hún waarheden en die hoeven niet per sé echt waar te zijn, ondanks de desastreuze gevolgen die het heeft voor de slachtoffers van deze leugens.

Deze uitspraak haalde ook weer vele kranten in Nederland, maar het geld om rechtszaken tegen de staat te voeren was op en dus kon ik niet verder procederen, helaas.

Makkelijker kan de staat het niet maken, wel moeilijker om het recht te laten zegevieren. Ook hier is de smaak van misbruik van macht en manipulatie door de overheden niet geheel en al uit mijn mond te spoelen. Het zat mij niet bepaald mee! Maar ik moest verder, voor mijn vrouw en mijzelf, voor onze toekomst. Dus gaan met die bekende banaan!

HOOFDSTUK 13. VALLEN EN WEER OPSTAAN

 

Caroline werkte gelukkig nog in het ziekenhuis in Zwolle. Ik had in ieder geval een nieuwe uitdaging gevonden, waar ik mijn tanden op stuk kon bijten. Het was niet bepaald mijn roeping om me te gaan verdiepen in onderhoudsmiddelen voor industriële gebouwen, want dat was blijkbaar hetgeen SWEPCO op de markt wilde zetten in Europa. Inclusief het appliqueren en het verwerken van die producten. Ik ben naar Dallas, Texas, gevlogen om daar de nodige theoretische en praktische kennis op te doen. Geen overbodige luxe, want ik had nog nooit van mijn leven dakbedekking aangebracht of een coating vloer. Laat staan het impregneren van muren met een beschermende laag.

Terug in Nederland ging ik aan de slag om te zien wat de beste aanpak in deze zou kunnen zijn. Er moesten telefonische acquisities worden gedaan en testproducten worden uitgezet. Twee voormalige stafleden van De Schakel waren bereid om mij hierin bij te staan tegen voorlopig het minimumloon.

Nadat offertes waren uitgebracht kwamen de eerste opdrachten binnen. Het leek te gaan lopen, maar schijn kan bedriegen. In onderling overleg besloot Caroline om die reden te stoppen met haar werk in het ziekenhuis. Zij zou dan op kantoor de telefonische acquisitie ondersteunen. Geen gegarandeerd inkomen meer, maar onze gedachte was: wie niet waagt, die niet wint.

Het bleek dat Nederland in die periode in de ban was van het maken van onderlinge prijsafspraken in de bouw. Er werd afgesproken welke klus gedaan moest worden tegen welke prijs en aan welk bedrijf deze werd gegund. Handjeklap dus, zonder dat degene die de opdracht betaalde (meestal de overheid) hiervan wist. Dat werd behoorlijk uitgemeten in de pers, maar voor mijn bedrijf kwamen de veranderingen met betrekking tot het gunnen van opdrachten te laat.

Zoals gezegd kregen we wel opdrachten, m.n. uit België en Duitsland, maar het was te weinig om ervan te kunnen leven. Caroline en ik staken al ons privé geld en leningen van de bank in ons bedrijf, waaronder ook het bekostigen van reizen naar de USA van het personeel om getraind te worden. Het leuke van die trainingen was wel, dat na afloop de deelnemers werden uitgenodigd op de ranch van de eigenaar van SWEPCO in Texas. De laatste keer dat ik er was, mocht ik ook even op één van de paarden van de ranch zitten. De andere deelnemers zaten al rond het kampvuur, toen mijn paard besloot om de leiding over te nemen. Hij ging er met mij op hoge snelheid vandoor en ik wist niet wat te doen, dan alleen te zorgen dat mijn hoofd niet boven zijn kop uitkwam. Want anders was ik door de laaghangende takken aan de bomen zeer waarschijnlijk onthoofd. Door iemand die wel wist hoe het moest, werden mijn paard en ik ingehaald en tot stoppen gedwongen. Het was wel een belevenis om te ervaren dat je niet echt de teugels meer in handen hebt. Dat gevoel kwam ook boven toen ik uiteindelijk op mijn verjaardag in 2004 naar de rechtbank in Zutphen ben gegaan om het faillissement aan te vragen van mijn beide BV’s.

Mijn vrouw en ik waren nu alles kwijt, ook ons financiële achterdeurtje. Voor mijn gevoel stortte mijn wereld verder in. Ik wist niet hoe het verder moest en begon ook met het wegdrinken van mijn problemen. Kun je beter niet doen, maar op dat moment leek de grond onder mijn voeten weg te zakken. De rationele stoppen sloegen bij mij door, met alle gevolgen van dien. Het heeft zo ongeveer een week geduurd en na veel praten met Caroline over al die gevoelens en onmacht, krabbelde ik met haar hulp en toewijding op uit mijn dal.

Er moest nu met spoed geld komen, om alle lopende verplichtingen na te kunnen komen. Niet eenvoudig, zou blijken. Door het faillissement van Lazar Salesoffice bleek dat ik ook geen bedrijf meer zou kunnen opzetten en ook geen geld meer kon opnemen. We liepen tegen de spreekwoordelijke onwillige muren aan. Zelfs vijfduizend euro lenen om mij in te kopen bij de makelaarsorganisatie Remax in Apeldoorn, werd mij niet gegund.

Met ons laatste geld hebben mijn vrouw en ik een afspraak gemaakt met een advocatenkantoor in Den Haag. Deze gaf legale mogelijkheden om na een faillissement een nieuw eigen bedrijf op te zetten op het Engelse eiland Jersey. Met die legale papieren konden we ons in laten schrijven bij de Kamer van Koophandel in Apeldoorn. Zo gezegd, zo gedaan en onze nieuwe Engelse BV, Eden Participation Ltd was een feit. Ook ons bankprobleem werd omzeild door het openen van een zogenaamde “inzake” rekening door mijn middelste broer op mijn naam. Ook al begreep mijn broer hieromtrent niet alle in’s en out’s, ben ik hem toch dankbaar dat hij dit voor ons heeft gedaan.

Nu konden we proberen inhoud te geven aan Eden Participations, om zo weer geld te kunnen verdienen om huur, gas, licht, water en boodschappen te kunnen betalen.

Caroline en ik gingen in op een advertentie om reclamefolders te gaan verspreiden. Dit leverde in eerste instantie niet veel op. Dat veranderde toen we daarna ook depothouder konden worden. Vele kilometers per dag hebben wij in Apeldoorn afgelegd en ook de nodige schoenen versleten. Mijn middelste broer verbaasde zich over het feit dat ik kon werken. In zijn optiek bestaat werken uit je handen gebruiken en voor hem had ik blijkbaar nooit echt gewerkt, noch bij de politie, noch als pastor/counselor, noch als oprichter en directeur van De Schakel. Ik heb hem alleen maar even verbaasd aangekeken na deze opmerking. Jammer dat zelfs mijn eigen familie geen waardering kon tonen over hetgeen ik had bereikt in het leven. Blijkbaar gooiden ze me het liefst onder de bus, in ieder geval zo voelden hun woorden en daden wel. Het bleek dat deze attitude slechts een opmaat was van wat nog zou komen.

Daar ook de folder business niet genoeg in het laatje bracht, is Caroline via een uitzendbureau gaan werken, om uiteindelijk terecht te komen in de keuken van een groothandel voor de horeca in Apeldoorn. Overdag handelde ik de verspreiding van de folders af, om twee tot drie keer per week ook nog samen ’s avonds in een bar te gaan werken. Dat viel fysiek niet mee, maar we hadden de financiële aanvulling hard nodig en dus ook hier verstand op nul en gewoon doorgaan.

Dan doet zich nog een mogelijkheid voor om geld in ons laatje te krijgen. De uit Amerika overgewaaide WIN-organisatie is nu ook al enkele jaren actief in Nederland. Zij verkopen op kruiden gebaseerde pillen, die je als verkoper ook moet slikken als het goede voorbeeld. De bedoeling was dat je je eigen netwerk ging gebruiken om hiermee goed te gaan verdienen. Althans, dat was de bedoeling. Maar ook hier weer die niet waagt, die niet wint. Om te kunnen investeren in de producten van WIN, verkocht ik mijn bibliotheek van vijfduizend boeken aan een opkoper. Dit sneed wel door mijn hart, onder andere al mijn studieboeken en naslagwerken verdwenen in een doos. Het was een verzameling boeken, die ik zorgvuldig in de loop der jaren had weten aan te kopen in de USA en Nederland. Maar goed, het doel heiligt de middelen, in dit geval ook mijn te dragen weemoed. Met de opbrengst kochten wij de benodigde pillen van WIN en bezochten ook enkele meetings in de RAI in Amsterdam en in Ede. We kwamen er echter al snel achter, dat degene die aan de top staat van dit bedrijf zeker goed verdient. De middelman echter niet. Laat staan als je onderop in de piramide moest beginnen. Bovendien werd het geheel van WIN als een alternatieve vorm van religie gebracht en vooral dat laatste stuitte mij tegen de borst. We hadden geen nieuwe goeroe of iets dergelijks nodig, maar gewoon een bestaan opbouwen om simpelweg te kunnen leven. Na enkele maanden zijn wij dan ook afgehaakt bij WIN.

Uiteindelijk hebben we ook nog geprobeerd in samenwerking met een compagnon in België een bar/club in de vorm van een BVBA van de grond te tillen, maar dat is ook op niets uitgelopen. Dat wil zeggen, we hebben ons uit laten kopen, zodat de compagnon het verder alleen zou kunnen voortzetten.

Door die activiteiten in België hadden wij het verspreiden van foldertjes in Apeldoorn opgegeven. Het bracht gewoon te weinig op en uitbreidingsmogelijkheden om door te groeien werden niet geboden door de eigenaren van het bedrijf waar wij voor werkten.

Overdag hebben wij de tijd op kunnen vullen met allerlei activiteiten, van pakjes rondbrengen voor een koeriersbedrijf tot huisjes schoonmaken in een recreatiepark, tot aan het aan de lopende band werken in een kippenverwerkingsbedrijf. Het bracht allemaal te weinig op, ondanks de vele uren die wij overal in hadden gestopt. De rekeningen die betaald moesten worden, stapelden zich alleen maar op en wel zodanig, dat een bank de opdracht gaf aan een gerechtsdeurwaarder, om beslag te leggen op onze meubels. Alsof dat nog niet genoeg was, besloot ook de energieleverancier om de toevoer van licht en gas af te sluiten.

Zo werden we een nieuwe ervaring rijker, namelijk kamperen in je eigen huis. Eten koken met een butagasfles en het koken van water om je te wassen in de badkamer. Een aparte beleving om dit zo te moeten doen. We hadden een moderne keuken van alle gemakken voorzien, maar niets werkte meer.

Na enkele maanden zo geleefd te hebben, vond ik een advertentie waar een echtpaar werd gevraagd voor een makelaarsbedrijf in Bulgarije. Het was tijd geworden om een streep te zetten onder onze omstandigheden, zodat we onze financiële zorgen zouden kunnen opheffen. Er was immers in Nederland geen weg te vinden om uit dit moeras te komen. Alle deuren van de overheden bleven gesloten voor ons en voor de kerken was ik besmet terrein geworden. Pijnlijk en moeilijk te verteren, maar dat was de werkelijkheid geworden. Het buitenland was wellicht een goede optie om uit de malaise te kunnen komen. Na een gesprek op het kantoor van de betreffende makelaar, werden we als koppel aangenomen om naar Razgrad in Bulgarije te verhuizen met een zeer riant salaris.

Het kwam dus heel goed uit, dat we ons hadden laten uitkopen uit het BVBA-gebeuren in België. Met dat geld konden we de reis naar Bulgarije gaan beginnen. De inboedel van ons huis werd opgehaald door een Turks vervoerbedrijf dat regelmatig tussen Bulgarije en Nederland reed. De eigenaar van het makelaarskantoor wilde ook nog een auto naar Bulgarije laten komen. Hij vroeg aan ons om met zijn auto daarheen te rijden. Dat kwam goed uit, want het vervoeren van twee volwassenen met zes katten en een Groenendaeler, was niet bepaald goedkoop per vliegtuig.

Na ons uitgeschreven te hebben als emigrant in het bevolkingsregister van Apeldoorn, gingen wij vol goede moed met een Audi6 op weg naar Bulgarije. De zon leek weer een beetje te gaan schijnen met bovendien een mooie route voor de boeg, door een aantal voor ons onbekende landen, zoals Hongarije, Roemenië en met als eindbestemming Bulgarije.

HOOFDSTUK 14. DE MAFFIA VOORBIJ

 

De totale tocht naar het oosten van Bulgarije was zo’n 2700 kilometer. Gaandeweg onze reis veranderde het plan om een aantal overnachtingen onderweg te doen. Onze dieren gingen zo’n lange tocht van enkele dagen niet echt goed volbrengen. We besloten om in één keer door te rijden met slechts één rookpauze. Na 28 uur kwamen we eindelijk aan in Razgrad, onze eindbestemming. De makelaar had in een hotel twee kantoren gehuurd waar we werden verwelkomd. Na de kennismaking met onze nieuwe collega’s gingen wij door naar ons nieuwe onderkomen in Pomoshtitsa, een dorpje 25 km verderop in de heuvels.

Dit onderkomen was een soort woonboerderij en eigendom van Sunny Bulgaria, zoals het bedrijf van de makelaar heette. Voor de dieren was het een groot feest om uit hun kooi bevrijd te zijn en wij konden eindelijk ook even bijkomen van de rit.

De volgende dag startte ons nieuwe werk op het kantoor in Razgrad. Caroline zou de administratie gaan ondersteunen en ik zou de activiteiten in de buitendienst gaan doen. Dit laatste bestond uit het toezicht houden op de verbouwing aan huizen die door Nederlandse en Belgische klanten waren gekocht van Sunny Bulgaria.

Al snel bleken er dingen niet echt te kloppen. Er heerste een spanningsveld op kantoor, waar achterklap de boventoon voerde.

Ons loon werd gelukkig wel op tijd uitbetaald. Met dit geld konden wij ruim leven, mede doordat de levenstandaard in Bulgarije veel lager was dan in Nederland. We hielden nu zelfs geld over en we besloten daarom om mijn kinderen en kleinkinderen over te laten komen voor de Kerstdagen. Hun vliegtuig landde in Boekarest en we lieten ze door twee taxi’s daar vandaan vervoeren naar Razgrad.

Voor die gelegenheid hadden we ook nog een huurauto geregeld en samen met de auto van de zaak reden we met z’n allen van Razgrad naar het dorpje waar we nu al zo’n kleine drie maanden woonden.

De dag voor Kerst ging ik met enkele gezinsleden nog even wat boodschappen doen in Razgrad. Toen we terugreden begon het te sneeuwen en dat hield niet meer op. Halverwege de heuvel die wij op moesten om thuis te komen, konden we niet meer verder rijden. De auto was al half ondergesneeuwd en kon niet meer voor- of achteruit. Blijven zitten in de auto was geen optie en dus namen we zoveel mogelijk boodschappen mee om vervolgens de weg naar boven in te zetten. Tot onze heupen wegzakkend in de sneeuw kwamen we uiteindelijk verkleumd en vermoeid aan. Een dorpsbewoner is daarna nog met mijn zoon teruggelopen naar de auto om er een vlag op te plaatsen. Dit vanwege de sneeuwschuiver die eraan zou kunnen komen. Zo konden ze in ieder geval zien, dat er onder de sneeuw een auto stond.

Uiteindelijk hebben we als gezin een goede Kerst gehad met veel sneeuw, ongeveer anderhalve meter hoog! We konden geen kant op, maar hadden genoeg eten en drinken in huis om te overleven. Brandhout voor de open haard was er genoeg en dat was ook nog eens een gezellige warmte.

Toen kwam het moment dat ze terug naar huis moesten. De burgemeester van Pomoshtitsa moest om die reden opgetrommeld worden, om te zorgen dat de weg naar beneden sneeuwvrij gemaakt kon worden. Ook deze operatie werd feilloos uitgevoerd en mijn kinderen konden op tijd, zij het met moeite, hun vliegtuig in Boekarest halen om terug te vliegen naar Nederland.

Mijn kinderen hadden tijdens hun verblijf overigens ook nog een videoboodschap van mijn middelste broer bij zich. Daarin wenste hij ons het allerbeste. Hij zou de honneurs wel voor mij waarnemen met betrekking tot mijn kinderen en kleinkinderen. En dat zou blijken!

Daarnaast kreeg ik via hem alle post uit mijn postbus in Nederland geopend overhandigd door mijn kinderen tijdens hun verblijf bij ons. Een flagrante schending van het Nederlandse briefgeheim, hetgeen een misdrijf is.

Ik vreesde toen al het ergste, hetgeen in de loop der jaren pas duidelijk zichtbaar zou worden. Het bleek dat hij mijn kinderen en kleinkinderen helemaal ingepalmd had, door zijn visie te geven op wie ik werkelijk zou zijn, namelijk in zijn ogen een crimineel en oplichter. Hij vond dit door met name de schulden die wij achterlieten en dat ik feitelijk met De Schakel helemaal niets had neergezet dan alleen maar ellende.

Het nieuwe jaar was inmiddels gearriveerd en de eerste week in januari 2008 begon goed. In een vergadering op het makelaarskantoor werd ons medegedeeld dat wij ontslagen waren. In de optiek van de makelaar pasten wij niet echt in zijn team. Wel wilde hij voor ons de terugweg naar Nederland regelen. Dit hebben we beleefd geweigerd. Maar we moesten wel op zoek naar een andere woning. Het huis in Pomoshtitsa zou namelijk door hem verkocht worden. Iedereen van het kantoor zocht mee om voor ons een betaalbare woning te vinden. Uiteindelijk vonden we die in Razgrad voor een redelijke prijs van 150 Leva per maand. Dit is ongeveer 75 Euro per maand. Meer konden we ook niet betalen, daar de makelaar ons geen drie maanden loon door wilde betalen, wat wel de wet is in Bulgarije. Dit stond ook zo in het contract en daar wilde ik hem dan ook aan houden. Echter, de makelaar dacht daar anders over en begon ons te bedreigen. Dat verbaasde mij niet, want heel veel van zijn activiteiten in Bulgarije waren van een crimineel karakter. We kwamen er al snel achter dat we feitelijk volgens de Bulgaarse wet illegaal waren. We waren niet aangemeld bij de vreemdelingendienst en ook niet als werknemer bij het bureau dat daarover gaat in Bulgarije. Er werden geen sociale premies betaald en we waren dus ook niet verzekerd tegen ziektekosten. Als er een controle kwam op het makelaarskantoor, dan moesten wij ons voordoen als potentiële kopers uit het buitenland. Maar het werd nog gekker toen we erachter kwamen dat deze makelaar huizen verkocht aan Nederlanders en Belgen die helemaal niet op zijn naam stonden. Er werd echter wel rustig verbouwd in die huizen met het geld van die buitenlanders. Een overdracht van het huis had echter nog niet plaats gevonden. Feitelijk werd de Bulgaarse eigenaar van die grond met opstallen er zelf beter van, en natuurlijk de makelaar zelf.

Nadat wij waren verhuisd naar onze “riante” woning in Razgrad, vergelijkbaar met een soort plaggenhut uit vervlogen jaren in Nederland, hebben wij deze maffiapraktijken via email aan de kaak gesteld bij alle kopers en potentiële klanten van Sunny Bulgaria. Toen bleek ook hoe deze makelaar zich helemaal had aangepast aan de criminele praktijken die toen in Bulgarije wel vaker voorkwamen. We kregen bezoek van vriendjes van hem bij de politie. Die namen ons mee naar een achteraf gelegen kantoortje en hier maakte een agent ons duidelijk dat we moesten stoppen met de antireclame voor Sunny Bulgaria. Ik heb deze politieman toen duidelijk gemaakt dat we dit zouden doen als hij zou zorgen dat de drie maanden loon die wij nog te goed hadden van Sunny Bulgaria alsnog aan ons betaald zou worden. Geld dat we hard nodig hadden, want we hadden geen inkomen meer. We konden tot eind mei 2008 alles betalen, als we niet te gekke dingen deden. Hier had de politiehandlanger van de makelaar geen boodschap aan. We moesten stoppen, of anders zou hij ingrijpen.

Gelukkig voor ons hoefden we ook niets meer te doen om de makelaar verder onder druk te zetten. Door de toetreding van Bulgarije tot de Europese Unie was er langzaam maar zeker een andere en minder corrupte wind gaan waaien. Er werd door politie en justitie van Bulgarije een onderzoek ingesteld naar de handel en wandel van Sunny Bulgaria en in het bijzonder naar de makelaar zelf. We werden ontboden om in het hoofdbureau van politie in Razgrad te verschijnen. Daar werden we ieder apart verhoord door een rechercheur belast met de zaak Sunny Bulgaria. Caroline en ik heb daar uitgelegd hoe wij in Bulgarije zijn gekomen en hebben haar ook ons contract laten zien. Daarvan heeft zij een kopie gemaakt. Ook hebben wij een verklaring afgelegd van het criminele handelen van de makelaar op het grondgebied van Bulgarije. Die rechercheur bleek overigens de vrouw te zijn van de advocaat die Sunny Bulgaria gebruikte om alle onroerende goederen aan te kopen. Na verloop van tijd bleek ons dat alle onroerende goederen en activiteiten van de makelaar inclusief zijn illegale antiekhandel, onder de loep waren genomen. Uiteindelijk heeft de rechter alles in beslag laten nemen en Sunny Bulgaria hield op te bestaan.

Dat loste ons probleem echter niet op. De drie maanden die wij nog tegoed hadden van Sunny Bulgaria hebben we nooit meer gezien.

Voordat ons geld op dreigde te raken, kregen wij contact met een Nederlander die wij kenden vanuit onze tijd bij de makelaar in Razgrad. Hij was ondernemer in Nederland en speelde met de gedachte om een uitzendbureau op te gaan starten. Zijn idee was om Bulgaren over te laten komen naar Nederland, om tegen een hoger salaris dan in Bulgarije aldaar voor hem aan de slag te gaan. Zijn oog viel op ons om Bulgaren daarvoor te rekruteren. Wij zouden de Bulgaarse tak van het nieuw op te zetten uitzendbureau op ons nemen. Echter, wij moesten eerst een verblijfsvergunning hebben. In die tijd was het nog zo, dat je minimaal 2500 Leva (1250 Euro) per persoon op de bank moest hebben, om een verblijfsvergunning te kunnen aanvragen. Dit geld hadden wij niet, maar deze Nederlandse zakenman besloot om ons dit geld te lenen. Wij mochten dit geld op onze bankrekening laten staan en gebruiken voor de activiteiten van het uitzendbureau.

Helaas had de overheid in Nederland inmiddels een stop gezet op het overlaten komen van Bulgaren om te werken in Nederland. Zo eindigde het plan om een uitzendbureau te kunnen gaan runnen. De zakenman liet ons wel het geld behouden, zodat wij hierdoor meer financiële ruimte kregen om langer te overleven in Bulgarije.

Hierna moesten wij weer opnieuw op zoek naar een mogelijkheid om geld te kunnen verdienen.

In Razgrad bleek een orthopedische schoenindustrie te zitten, geleid door een Nederlander. Ik had hem al eerder in dat jaar gebeld of er voor ons mogelijkheden waren voor werk. Zijn zoon belde ons na enkele maanden terug met de mededeling dat het misschien goed was om elkaar eens te ontmoeten. Zo gezegd, zo gedaan. Na een goed gesprek werden we op proef aangenomen. Heel normaal, daar wij beiden totaal geen kennis of ervaring hadden in de orthopedische schoenindustrie. Caroline ging aan de slag als eindcontroleur en ik uiteindelijk als een soort manager van het geheel. Zoals gezegd, de eerste twee maanden waren op proef, dat wil zeggen, zonder geldelijke beloning. Pas in september 2008, de maand dat ons laatste eigen geld opraakte, hakte de eigenaar van het bedrijf de knoop door. We konden door hem in dienst genomen worden, tegen het riante salaris van 500 Leva, ongeveer 250 Euro per persoon per maand. Ons loon was geen vetpot, maar we konden nu weer een beetje financieel ademhalen en zelfs af en toe samen uit eten gaan. Een hele verbetering t.o.v. het laatste jaar in Nederland en de beginperiode in Bulgarije.

Ook hier bleek echter geen sprake van loondienst. Alles werd zwart betaald en dus ook geen ziektekostenverzekering. Gelukkig was onze gezondheid redelijk goed, dus niet direct een probleem. Tijdens een controle van de Bulgaarse arbeidsinspectie, moesten wij snel van de werkvloer verdwijnen naar een café aan de overkant van het bedrijf. Na dit voorval werd er door de eigenaar van het bedrijf een officieel verzoek ingediend bij de arbeidsinspectie. Zo kregen we ons eerste werkboekje en werden we voor het eerst ingeschreven in de Bulgaarse systemen. Een hele opluchting voor ons.

Ook in deze periode heb ik ontzettend veel steun ervaren van mijn lieve Caroline. Ik had af en toe nog behoorlijk veel moeite met alles wat er gebeurd was in Nederland. Hoe gek ik soms ook deed, ze was er iedere keer weer voor mij om samen te praten en de draad weer op te pakken om op de toekomst gericht te blijven.

Helaas hebben wij onze Groenendaeler in die periode moeten laten inslapen, nadat er een kankergezwel was weggehaald. Een trouwe vriend had ons verlaten, maar hij is gelukkig nog 14 jaar geworden. Een goede leeftijd voor dit ras. Naast de katten die wij zelf hadden, boden we ook onderdak aan veel katten die aan kwamen lopen. Helaas hadden wij een buurman die een hekel aan katten had en wel zodanig dat hij iedere dag wel een paar van onze katten doodschoot. Via een andere Nederlandse kennis van ons hebben wij het hoofd van de politie in kunnen schakelen, die deze man een bezoek bracht. Daarna werd het gelukkig weer rustig. Maar we waren wel dertig katten kwijt, inclusief onze katten uit Nederland.

In die tijd adopteerden we twee straathonden, Lucky en Lady. Lucky ontsnapte redelijk vaak uit onze tuin en de laatste keer dat dit gebeurde werd hij gevangen door een gemeenteambtenaar en konden we hem ophalen uit het asiel. Hij zat in een kooi naast een grote Kangal, die net zijn baas had doodgebeten. Dit was geen fijn verblijf voor Lucky en hij was zeer verheugd om ons te zien. Daarna is hij niet meer bij ons weggelopen.

 

Het werk bij de Nederlandse orthopedische fabriek hebben we tot april 2011 volgehouden. De Nederlandse eigenaar kreeg helaas last van waanideeën, mede ingefluisterd door zijn Bulgaarse vriendin die ook werkte in de fabriek. Er was een stille strijd ontstaan tussen haar en mij over het managen van de werkvloer. Onder haar invloed begon hij te denken dat ik de zaak van hem wilde overnemen. Ik heb hem toen uitgelegd dat ik hem wilde helpen om zijn zaak te laten floreren. Dus helemaal geen achterklap of één of andere geheimzinnige overname, zoals zijn vriendin suggereerde. Het werd langzaamaan nog gekker. Als er iets niet naar zijn zin was, begon hij op de werkvloer met van alles en nog wat te smijten, inclusief de koffiekopjes. Daarop besloot Caroline dat het genoeg was. Zij pakte onze spullen op en liep naar buiten, even later gevolgd door mij. Hoe vreemd het ook moge klinken, maar deze stap om daar weg te gaan hebben wij samen gevierd met een cognacje in een café in het centrum van Razgrad.

Daar bespraken wij hoe we verder moesten. Het internet gaf ons wellicht de mogelijkheden om verder te kijken dan Razgrad. Immers, veel geld hadden we niet gespaard en we moesten dus zo snel mogelijk ergens aan de slag zien te komen.

We werden met onze zoektocht naar nieuw werk gelukkig geholpen door een Nederlandse kennis die ook werkte voor het orthopedische bedrijf. Hij was van beroep orthopedisch schoenmaker en had een eigen bedrijf gehad in Polen. Hij woonde vlak bij ons en als hij aan het werk was, konden wij gebruik maken van zijn computer om elders werk te zoeken.

Inmiddels kreeg ik een telefoontje van mijn middelste broer, dat hij mijn Nederlandse bedrijf, Eden Participations Ltd, uit de Kamer van Koophandel had uitgeschreven, de postbus in Nederland had opgeheven en onze spullen, zoals een miniatuur treinbaan en een verrekijker, had verkocht. Dit alles zonder onze uitdrukkelijke toestemming. Bovendien had hij zich op deze manier schuldig gemaakt aan diverse misdrijven waaronder valsheid in geschrifte, fraude, en verduistering. Dit telefoongesprek was een aaneenrijging van dingen die hij had gedaan om de relatie met mij te beëindigen. Triest zo’n houding en het doet ook pijn, want het is en blijft een broer van mij.

Maar goed, wij moesten in Razgrad verder en gingen druk aan de slag om per email te solliciteren. Binnen enkele weken kregen we al een uitnodiging van een callcenter uit Sofia om daar te gaan werken. Het werk op een callcenter heeft ons nooit echt getrokken, maar je moet wat om te overleven in het buitenland. We hebben vervolgens een afspraak gemaakt met het callcenter en zijn de week daarna met het openbaar vervoer vertrokken naar Sofia. Enerzijds om het contract te ondertekenen en anderzijds om een passende woning ergens in Sofia te vinden. Het eerste was geen probleem en we kregen ieder 2000 Leva schoon per maand, plus een ziektekostenverzekering. Per persoon gingen we dus viermaal zoveel verdienen als in Razgrad. Je kan je voorstellen hoe we ons toen voelden, de koning te rijk!

Een huis vinden was iets anders. Sommige huizen waren gewoon niets en van een ander huis werd de huur door de eigenaar ter plekke met 33 procent verhoogd. Uiteindelijk vonden we een groot huis in Dragalevtsi, een buitenwijk van Sofia en aan de voet van het Vitosha gebergte gelegen. Maar ook hier ging het niet zonder slag of stoot. De eigenaresse van de woning kreeg ruzie met de makelaar waar het pand in de verhuur was gegeven en wilde het niet meer via hen verhuren. Pas toen wij in de bus zaten op weg terug naar Razgrad kregen we het verlossende antwoord: de verhuurster ging alsnog akkoord. En dat was maar goed ook, want in dat weekend moesten we alles gaan verhuizen om de maandag daarna voor het eerst te gaan werken in het callcenter.

In het centrum van Razgrad hebben wij met behulp van een Bulgaarse kennis een vrachtauto kunnen huren. Vervolgens hebben wij alle spullen en de huisdieren, waaronder twee katten en twee honden, ingeladen om op weg te gaan naar Sofia. De stad van de wijsheid en ons nieuwe thuis stond op ons te wachten.

 

HOOFDSTUK 15. THUIS

De rit naar Sofia duurde zo’n 6 uur, waardoor we ’s-avonds pas bij ons nieuwe onderkomen arriveerden. Daar werden we opgewacht door de verhuurster die ons eerst het huurcontract liet ondertekenen. Direct daarna zorgde ze voor een nieuwe koelkast en wasmachine. Dat was in ieder geval een meer dan welkom binnenkomertje.

Wat later ook bleek was dat er in Sofia beduidend minder sneeuw valt, zo’n halve meter per keer ten opzichte van minimaal 1 meter in Razgrad. Ook de temperaturen zijn er gemiddeld wat hoger dan in het oosten van Bulgarije. Allemaal lekker meegenomen voor mijn toch wel strammer wordende lijf lijdend onder reumaklachten.

De eerste maandag na aankomst in Sofia moesten we al gaan werken in een voor ons beiden totaal nieuwe werkomgeving. Caroline werd getraind voor de klantenservice van energieconcern Essent en ik voor het verkopen van abonnementen voor aanbestedingen van de overheid. We hadden toen nog geen eigen vervoer, maar gelukkig is het openbaar vervoer in Sofia en in Bulgarije in z’n algemeenheid, goed geregeld. Dus ’s-morgens vroeg gingen we met de bergbus naar beneden, om bij de ringweg over te stappen op een andere bus die voor onze nieuwe werkplek stopte. We waren maar wat blij toen we na een half jaar konden stoppen met het iedere dag het openbaar vervoer nemen. Onze eerste eigen auto in Bulgarije werd een feit, een tweedehands Opel Zafira diesel uit 2001. We konden ons geluk niet op, want nu konden we ook gemakkelijker onze boodschappen doen en ook 1 keer per maand naar de Metro gaan. Dit was voor ons echt een hele vooruitgang.

Intussen was de bekrompen manier van denken en handelen van mijn middelste broer ons niet ontgaan. Tijdens onze afwezigheid in Nederland pleegde hij fraude en valsheid in geschriften door ons bedrijf Eden Participation Ltd uit de Kamer van Koophandel te schrijven zonder onze uitdrukkelijke toestemming hiervoor. Daardoor moesten wij in Bulgarije een geheel nieuw bedrijf oprichten dat wij Dunamis International Ltd noemde, om te proberen in de Real Estate business aan de bak te komen.

In 2014 werden we uitgenodigd om Kerst en Nieuwjaar te vieren met mijn jongste dochter die met haar kinderen in België woonde samen met nog andere familieleden. Dat leek ons een leuk idee en op het vliegveld van Brussel werden we door haar en haar nieuwe vriend opgehaald. De laatste vertelde mij op z’n Belgisch dat mijn dochter heel hoog over mij sprak. Toen kreeg ik al een beetje een naar gevoel over die opmerking. Waarom zei hij dat out of the blue?

Tijdens de Kerstdagen kregen mijn dochter en ik een woordenwisseling en het bleek dat zij in het geheel niet meer zo’n hoge dunk van mij had. Iedere vorm van een respect voor mij als haar vader en als persoon was verre van aanwezig. Dit verblijf in Belgie toonde al aan dat mijn middelste broer aardig bezig was geweest om een wig te drijven tussen mij/ons en de kinderen en kleinkinderen. Ik zei haar dat ik van haar hetzelfde respect verwacht, als dat zij verwacht van haar kinderen. Hierop volgde geen antwoord, dan alleen stilzwijgen van haar kant. Hierop reageerde ik met de woorden dan weet ik waar ik aan toe ben”. Later heeft zij mij deze woorden verweten. Ze heeft er niet veel van begrepen, helaas. In de loop van de tijd zou blijken dat de kloof tussen ons alleen maar groter zou worden. Pijnlijk en diep triest en al helemaal niet gemakkelijk om mee om te gaan.

Hierna hebben we intensief geprobeerd om naast ons call centerwerk Dunamis International een succes te laten worden, maar het mocht niet zo zijn. Na vele jaren van blijven proberen hebben we ons bedrijf in 2021 stopgezet.

Ondertussen kwam Bulgarije langzaam maar zeker uit de greep van de erfenis van het communisme, inclusief de daarbij behorende corruptie. Dit bleek bijvoorbeeld toen ik een aanrijding kreeg, waardoor onze auto total loss was. De politie arriveerde ter plekke om de aanrijding op een schadeformulier op te nemen. Ik keek over de schouder van de politieman mee om te zien of alles correct was ingevuld, waarop de agent zei dat hij te vertrouwen was en de Bulgaarse tegenpartij als schuldige indiceerde. In het verleden kreeg namelijk de buitenlander altijd de zwarte piet toegeschoven en daar kon je toen weinig tegen doen. Gelukkig dus dat Bulgarije werd opgestuwd in de vaart der volkeren. Vooral de jongere generaties zijn Europees georiënteerd en spreken vaak ook Engels. Voor de oudere garde, dat wil zeggen mijn leeftijd en ouder, is het veel moeilijker om los te komen van de Russische communistische denkpatronen en dito handelswijzen.

Deze veranderingen die we zo in de loop der jaren hebben meegemaakt, was voor ons een aangename ontwikkeling, ook al zal het nog wel even duren voordat alle instituties volledig zijn ingericht op en de burgers volledig zijn aanpast aan de Europese wetgeving.

Dat ondervonden we ook toen Caroline haar eigen bedrijf oprichtte. Dit gaat anders dan in Nederland of elders in West-Europa. Je hebt een advokaat nodig om je bedrijf formeel op te zetten. En die zorgt voor alle registraties die daarvoor nodig zijn. Dat is heel wat allemaal, maar je hebt dan ook een echt Bulgaars bedrijf staan. Zo kan Caroline nu werken voor de Nederlandse gezondheidszorg, een kinderarts en een groep van psychologen. Het grote voordeel is dat we allebei thuis zijn en niet meer voor een callcenter hoeven te werken. Bovendien kan Caroline haar werktijd zelf invullen, heeft ze geen reistijd meer, eten we iedere dag gezamenlijk en het levert financieel gezien ook nog veel meer op. Samen doen we het huishouden en het verzorgen we onze drie honden en vier katten. Mooier kan het bijna niet worden.

In 2023 hebben we ons 25-jarig huwelijksfeest kunnen vieren in een goede gezondheid en met een sprankelende toekomst die voor ons ligt. Dit, ondanks het feit dat familieleden zich al jaren blijken af te vragen wanneer wij als man en vrouw uit elkaar zullen gaan. We moeten ze op dit punt echter teleurstellen. Wij gaan nooit uit elkaar dan alleen wanneer de dood ons zal scheiden. Die mensen maken zich voortdurend belachelijk met hun opmerkingen en insinuaties hierover. Gezond is een dergelijke houding echter allerminst en leuk is totaal iets anders. Helaas is dat de werkelijkheid. We hopen dat hun houding ooit nog eens zal veranderen, maar veel vertrouwen hebben we daar niet echt in. Voor onszelf hebben we gelukkig het noodzakelijke fundament voor een goede toekomst met elkaar.

Wij zijn hier in Bulgarije echt op onze plaats van bestemming, ook al mis ik persoonlijk wel mijn werk als pastor/counselor. Jammer genoeg is de christelijke wereld een schijnwereld gebleken. Een wereld vol mooie, vaak meer dan zeer vrome, woorden, maar de daarbij behorende daden blijken daar helemaal niet mee te stroken. Zoals ieder mens, is ook de zich christen noemende mens onderhevig aan leugens, bedrog, vals spel, achterklap en ongefundeerde insinuaties. Ik noem mezelf nog wel een christen, maar niet in de reguliere betekenis en zeer zeker niet fundamentalistisch. Het enige wat voor mij als christen telt, is om het goede te doen aan en voor alle mensen die ik tegenkom. Een agnost, een hindoe, een moslim of gewoon een echte heiden. Ik wil er voor je zijn, inclusief mijn eigen tekortkomingen. En wat de gevestigde orde en/of kerken daarover zeggen, het zal mij worst zijn. Ik heb met dit alles leren leven.

Waar ik me ook bij neer heb gelegd en geprobeerd heb om mee te leven, is dat mijn kinderen niets meer met mij van doen willen hebben. De invloeden van mijn middelste broer dragen dus zeer wrange vruchten. Hij heeft ze wijsgemaakt dat ik eigenlijk crimineel ben aangelegd en dat mijn levenswerk De Schakel in principe niets heeft voorgesteld. Het is heel pijnlijk als familie zo over je denkt en daar ook naar handelt. Die broer had het echter al aangekondigd in een videoboodschap die we ontvingen, toen we net in Bulgarije waren aangekomen in 2007. Zijn boodschap was dat hij goed voor mijn kinderen zou zorgen en de honeurs voor mij als vader zou waarnemen. Dat heeft hij inderdaad letterlijk gedaan met behulp van heel veel leugens en het nodige gif. Triest, want ook gelovige familieleden laten op deze manier zien dat ze feitelijk negatieve mensen zijn met een niet aflatende jaloezie en afgunst.

Ondanks dit alles, genieten we van mijn pensioen en ons samenzijn in Bulgarije. Daarom hebben alle leugens, bedrog, jaloersheid en afgunst niet het laatste woord in ons leven. Wel staat er nog wat op onze bucketlist, namelijk om een eigen woning hier in Bulgarije te kunnen kopen en dat ik een studie rechten in Nederland kan gaan oppakken. Daarnaast kijken we uit naar het vieren van ons dertigjarig huwelijk in 2027, die we gepland hebben om in Mongolië te vieren met de nazaten van Djengiz Khan. Zo blijven er dus verlangens die ons hier in Bulgarije voortdrijven. Bovenal en ondanks alles wat we mee hebben gemaakt zijn we gelukkig met elkaar en genieten we met volle teugen van wat het leven nog voor ons in het verschiet heeft.

HOOFDSTUK 16. ZO KAN HET OOK!

 

In dit hoofdstuk wil ik graag mijn visie vastleggen hoe een andere aanpak in de verslavingszorg ook kan werken. Deze kan vele malen goedkoper dan de modellen die tot op de dag van vandaag door de overheid en de daaraan gelieerde en gesubsidieerde instellingen worden gebruikt. Deze aanpak pretendeert zeker niet, dat het door mij ontwikkelde en meer dan 10 jaar in de praktijk van alledag gehanteerde model de enige juiste is, of de enige is die echt aan zal slaan bij de verslaafden.

Het uitgangspunt van mijn model is de laagdrempeligheid. Dat wil zeggen, als de verslaafde eraan toe is om hulp te ontvangen, dan moet het direct beschikbaar kunnen zijn. Dus geen lange wachtlijsten of in ieder geval moet de wachttijd om opgenomen te kunnen worden zo kort mogelijk zijn. Immers, de motivatie om af te kicken en zodoende een wending te geven aan een leven vol verslaving, is maar al te vaak een momentopname in het leven van de verslaafde. Na een dag of wat kan hij/zij alweer in de verleiding zijn gekomen om verder te gaan met de verslaving.

Een ander belangrijk principe van mijn model is dat van gelijkheid. Weliswaar heeft de ene mens meer potentie dan de ander, maar we zijn op de eerste plaats allemaal gewoon mens. Dat maakt ons gelijk aan elkaar, wat het verleden ook is of is geweest.

Ook niet onbelangrijk is de vrije wil van de mens zelf. Ieder mens kan ervoor kiezen om van zijn verslaving af te willen komen of niet. Hierbij kunnen sociale, culturele en maatschappelijke omstandigheden wel een rol spelen, die het voor de één gemakkelijker maakt om de juiste keuze te maken en voor de ander juist moeilijker. Ook de invloed van anderen rondom de verslaafde persoon spelen vaak een positieve of negatieve rol omtrent diens keuzes.

Bovenstaande invalshoeken zijn het fundament waarop mijn model voor de verslavingszorg is gebaseerd, waarbij iedereen de kans moet krijgen c.q. moet hebben om de vicieuze cirkel van verslaving te doorbreken.

Ik heb mijn model de hermeneutisch-nouthetische methode genoemd. Hermeneutisch wil zeggen dat er een vertaalslag gemaakt dient te worden naar het verleden van de verslaafde. Zodra we dit verleden kunnen begrijpen, kunnen we dit brengen naar een nieuwe toekomstperspectief voor die persoon. Nouthetisch wil zeggen vermanen, corrigeren en aanmoedigen. De bedoeling hiervan is om te komen tot een nieuwe acceptabele set van algemene normen en waarden, die globaal worden gehanteerd in de samenleving waar wij, dat wil zeggen de verslaafde en ik, in leven.

De hulpzoekende verslaafde moet zijn hulpverlener kunnen vertrouwen. Dit vertrouwen heeft tijd nodig om te kunnen groeien, alsmede het zich kwetsbaar naar elkaar durven op te stellen. Dat geldt zowel voor de verslaafde naar de hulpverlener en andersom. Openheid en eerlijkheid is daarbij een belangrijke voorwaarde voor beide partijen. Vandaar het principe van gelijkheid, ongeacht ons verleden. Om dit nog wat duidelijker te maken heb ik onderstaande driehoek ontwikkeld:

Als mens zijn wij antwoordelijke wezens. Wij reageren op elkaar op allerlei manieren, geven dus antwoord aan die ander. Voor de hulpzoekende verslaafde is het dan ook belangrijk dat hij antwoord leert te geven op zijn eigen leven. De hulpverlener speelt hierbij een belangrijke rol om hem/haar te helpen dat verleden te verstaan, te begrijpen en te duiden.

Als dit proces van antwoorden zoeken is geslaagd, dan is het van belang dat de verslaafde komt tot het nemen van verantwoordelijkheid voor dat verleden met alles erop en eraan. Schoon schip maken is een noodzakelijke onderneming om met jezelf in het reine te komen, om een uitgebalanceerd ander leven op te bouwen. Dit kan betekenen dat er aan justitie ernstige delicten moeten worden opgebiecht. Of dat er met relaties van de verslaafde moet worden gesproken om het een en ander weer proberen recht te breien. Dit nemen van verantwoordelijkheid kan alleen wanneer die persoon ook echt die verantwoordelijkheid wil nemen om zijn negatieve verleden af te sluiten.

Wanneer deze fase in het programma is bereikt, komt er een andere belangrijke horde die genomen moet worden, die van de zingeving. Vroeger, toen ik net pastor/counselor was, dacht ik dat aan de basis er maar één vorm van zingeving lag die voor de mens belangrijk is, namelijk geloof, inclusief een daarbij behorende kerkgemeenschap. Ik heb echter door schade en schande moeten leren dat dit wel een heel beperkte visie op zingeving is. Dit mede omdat is gebleken dat een geloofsgemeenschap feitelijk een schaduwsamenleving is, die kritisch beschouwd hetzelfde denkt, voelt en handelt als de reguliere maatschappij. Het enige verschil is, dat zij hun denken, voelen en handelen bedekken met vrome woorden, uitdrukkingen en praatjes. Je kan het ook typeren als een schijnwereld met vele schijnheiligen erin. Die visie op zingeving ligt gelukkig ver achter mij! Voor de hulpverlener is het een noodzaak om met de verslaafde op weg te gaan om te ontdekken wat zijn zingeving is of kan worden. Een mens kan op meer gebieden zingeving vinden, zoals bijvoorbeeld in de muziek, schilderen, ontwerpen van beelden, fotografie en sport. Noem het maar op. In het programma van de verslavingszorg is het een must om aan het zoeken naar zingeving alle tijd en ruimte te geven aan de verslaafde. Dat wil zeggen, hij moet die zingeving niet alleen denken, maar ook inwendig beleven, dat dit hem echte voldoening schenkt. Geef dus ruimte in het programma aan bijvoorbeeld creativiteit, muziek maken, studiemogelijkheden, sporten enz..

In de laatste fase van het programma kan deze zingeving ook buiten het opvangcentrum gevonden worden, waarbij de client leert om verantwoordelijk bezig te zijn met de nieuwe mogelijkheden in de maatschappij die op hem wacht. Zo kan hij leren zichzelf ook te bevragen en antwoord te leren geven op zijn innerlijke ontwikkelingen. Bijstaan van de cliënt/hulpzoekende in deze, is dan ook een uitermate van belang zijnde taak voor de hulpverlener.

Vaardigheden voor de hulpverlener kunnen geleerd worden, uiteraard op hogescholen en universiteiten, maar ook in het opvangcentrum zelf. Train dus die mensen die als verslaafden zijn binnengekomen en die zingeving beleven om andere mensen met hun ervaring te helpen. Deze ervaringsdeskundige is in mijn model van de verslavingszorg dan ook een belangrijke onmisbare schakel om mensen verder te helpen. Maar ook om deze zorg betaalbaar te houden met zo min mogelijk, veelal duur betaalde, professionele krachten. Uiteraard zijn die dure professionele medewerkers ook noodzakelijk, zoals één of meerdere artsen gespecialiseerd in de verslavingszorg, verpleegkundigen, psychologen, counselors en een directeur voor het management en de financiën/algemene administratie. De grootte van het opvangcentrum, dat wil zeggen de beschikbare bedden voor hulpzoekenden, bepalen mede de verhouding tussen professionele medewerkers en het aantal ervaringsdeskundigen.

Een ander aandachtspunt is dat er voldoende interne projecten moeten zijn waar de opgenomen hulpzoekenden fysieke arbeid kunnen verrichten. Afhankelijk van waar het opvangcentrum is gevestigd en hoe deze is geoutilleerd, kan dit een tuinonderhoudsproject, een keukendienst, wasserette, of onderhoud van gebouwen zijn. Ook valt te denken aan het bemannen van de interne- en externe telefooncentrale, het verzorgen van de aanwezige dieren, zoals honden en katten, maar ook kleinvee zoals kippen en konijnen. Een ander project is bijvoorbeeld het wassen en onderhouden van bedrijfsvoertuigen en stafauto’s. Ook het opzetten van externe sociale projecten, zoals bijvoorbeeld een soepbus, die iedere week op één of meerdere plekken in de nabijgelegen stad staat om daklozen en verslaafden te voorzien van goed gevulde soep en ander eten. Dit is tevens een goed middel om contact te leggen met deze groep mensen en waar indien gewenst een handreiking tot hulpverlening gedaan kan worden. Voor mensen die het programma van het centrum hebben doorlopen en graag als ervaringsdeskundige aan de slag willen gaan, is zo’n dergelijk project een mooie uitdaging. Belangrijk is wel dat bij al deze projecten de mensen voldoende zijn geïnstrueerd in wat van hen verwacht mag worden.

Daarnaast is het aandacht hebben voor het opdoen van werkervaring in de reguliere maatschappij van uitermate veel belang. Hiervoor kan contact worden gezocht met allerlei bedrijven en met name die werkgevers van bedrijven waar veel handwerkzaamheden worden verricht. Hierbij valt te denken aan kippenslachterijen, middel-zware industrie, snackbars e.d.. Vaak hebben deze bedrijven behoefte aan extra ondersteuning en is iemand van het opvangcentrum meer dan welkom. Begeleiding bij dit soort projecten mag dan ook zeker geen ondergeschoven kindje zijn. Zeker niet wanneer een bedrijf ook bereid is om maandelijkse giften te doen aan het opvangcentrum/afkickkliniek. Het spreekwoordelijke mes snijdt dan aan twee kanten. Het bedrijf krijgt de nodige extra arbeidskrachten tegen een schappelijke gift en het opvangcentrum krijgt extra financiële ruimte in de begroting.

Wat niet onderschat mag worden is het potentieel dat veel hulpzoekenden in zichzelf hebben door eerder gedane opleidingen, werkervaring, of aanleg. Als dit zichtbaar wordt in iemand, is het goed om dit verder te ontwikkelen door middel van het geven van verantwoordelijkheid aan die persoon. Een omlijnde speelruimte dus, waarin die persoon vrij is om dit zelf in te vullen en iets neer te zetten waar hij trots op kan zijn. Te denken valt hierbij aan de Technisch Dienst waar allerlei inzichten gewenst zijn. Maar ook op de afdeling Public Relations kan iemand met die aanleg en/of ervaring zich goed ontplooien. Dit alles draagt bij aan de zingeving in iemands leven. Voorwaarde is wel dat die persoon dat ook zelf ziet zitten om er iets moois van te maken en met de noodzakelijke begeleiding daarin. Studeerfaciliteiten aanbieden en promoten onder cliënten van de kliniek is een potentiële mogelijkheid om te ontdekken waar iemands interesse ligt of waar die persoon in verder wil leren. Studieruimte creëren waar men ongestoord kan leren binnen de kliniek is hierbij van heel veel belang. Ook een goede begeleiding vanuit het externe opleidingsinstituut en de kliniek zelf zijn belangrijke elementen.  Zelfdiscipline van de leerling is één ding, maar soms moet dit ook gestimuleerd worden.

Tenslotte is het opzetten van een soort van cliëntenraad van bijzonder belang voor een goed functioneren van de kliniek. Immers, zo kom je te weten wat er onder de bewoners leeft. Zorg er hierbij wel voor, dat deze raad ook daadwerkelijk gehoord wordt en een zekere praktische invloed heeft op het beleid van de organisatie. Anders wordt het een wassen neus en verliest de cliëntenraad zijn nut. Iemand van de staf dient bij deze vergaderingen aanwezig te zijn om te luisteren en te noteren wat er onder de bewoners gaande is. Deze aantekeningen kunnen dan met de directie worden besproken en de resultaten teruggekoppeld worden aan de cliëntenraad.

Het regelmatig houden van groepsgesprekken in klein of groter verband, of met alle bewoners tegelijk, kan ook dienen om te komen tot een beter functioneren van bewoners, staf en ervaringsdeskundigen. Zorg dan wel voor een open sfeer waar iedereen gehoord wordt. Geef ook voldoende feedback op hetgeen naar voren komt. Dat wil zeggen, terugkoppelen waarom iets wel of niet kan worden aangepast in het algemene reilen en zeilen van de kliniek. Dan wordt het ook in de praktijk zichtbaar dat niet alleen de bewoners, maar ook de staf, ervaringsdeskundigen en eventuele vrijwilligers van buiten de kliniek, antwoordelijk en verantwoordelijk bezig zijn om zingeving te ontwikkelen voor het grotere geheel.

Dit alles is een mogelijkheid om te komen tot een betaalbare opzet van een verslavingskliniek die niet per sé gesubsidieerd hoeft te zijn.

Met een zogenaamde derdenrekening waar de uitkeringen van de opgenomen gasten worden beheerd, kan er ook gespaard worden voor de toekomst van de gasten na het programma. Een goede verdeling van de uitkering van opgenomen gasten is bijvoorbeeld 75% voor de kliniek om alle kosten te kunnen dekken, met een bepaald maximum voor hen die meer uitkering ontvangen dan de standaard bij de Sociale Dienst, zoals bijvoorbeeld bij een WAO-uitkering. De 25% die ter beschikking blijft van de opgenomen gast, kan verdeeld worden over een dagelijks te besteden bedrag aan zakgeld, kleding of studieboeken.

Als het programma van ongeveer 18 maanden wordt afgesloten met een soort van oorkonde waarmee dat feit wordt onderstreept, vangt de terugkeer aan naar de maatschappij. Er moet een kamer of andere woonruimte gevonden worden in beheer bij de kliniek of in samenwerking met de plaatselijke overheid. De uitkering van de betreffende persoon dient dan weer volledig in handen te zijn van degene die deze re-entry fase in gaat. In samenwerking met het Arbeidsbureau of via de contacten van de kliniek in het bedrijfsleven, moet er werk voor die persoon worden gevonden. Ook in deze fase is het van belang dat er een soort begeleiding op afstand wordt gecreëerd door de kliniek. Afhankelijk van de persoonlijk situatie kan de duur van deze begeleiding een half tot één jaar duren.

Het is ook mogelijk om met Justitie afspraken te maken in het kader van artikel 47 Wetboek van Strafvordering voor plaatsingen in de kliniek. De vergoeding aan de kliniek bij deze door de rechter gelaste plaatsingen, zijn over het algemeen een stuk hoger dan de uitkeringen die via de Sociale Dienst lopen. Zorg in dat geval voor een advocaat die bereid is alle gasten via een bewijs van onvermogen bij te staan, teneinde het afkickprogramma niet te doorbreken door een eventuele opgelegde celstraf. Hierdoor krijgen de opgenomen gasten een nieuwe kans om met een schone lei na het programma verder te gaan met hun leven.

Zo kan het dus ook en de door mij opgerichte en geleide stichting De Schakel met het boven omschreven zorgmodel, heeft in de jaren negentig voor zo’n tien jaar bewezen dat dit model zonder overheidssubsidie ook daadwerkelijk werkt. Wellicht raakt een lezer geïnspireerd door hoe het ook kan om zoiets dergelijks op te gaan zetten, om medemensen een handreiking te doen en daadwerkelijke hulp te verlenen.

Mocht die lezer nog vragen hebben hieromtrent, kan hij altijd contact met mij opnemen via het contactformulier van de website gerardblankespoor.com. Ik help je graag verder, want er is en blijft een grote behoefte aan betaalbare verslavingszorg in Nederland.