DESKUNDIGEN
– Psychiater C.P.J.F. Kemperman krijgt op 14 oktober 1999 van de Rechter Commissaris Mr. R.A. Dozy de opdracht om een met redenen omkleed schriftelijk verslag uit te brengen over de aangifte van Martijn Overduin en Edith Blankespoor.
Voor de duidelijkheid, Kemperman is zenuwarts, neuroloog en psychiater en krijgt de vraag te beantwoorden of er aanwijzingen, informatie en/of argumenten zijn vanuit forensisch/gedragskundig perspectief over de geloofwaardigheid van de verklaringen van Martijn Overduin en Edith Blankespoor.
” In de zaak tegen Gerard en Fred Blankespoor motiveert Kemperman niet hoe hij tot zijn score en conclusies daaruit is gekomen. Een verre van wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt ten enenmale bij Kemperman “
Kemperman citeert letterlijk in zijn verslag aan de Rechter Commissaris wat er door beide (valse) aangevers is verklaard en concludeert dan, dat er een grote kans bestaat, dat het een geloofwaardige verklaring van Martijn Overduin en Edith Blankespoor is.
Ook vindt hij bij beide aangevers geen motieven voor het afleggen van een onware verklaring.
Het probleem bij de methode gebruikt door Kemperman, is niet alleen dat deze verkeerd is (zie bij Crombag), maar vooral ook dat Kemperman vele malen als deskundige wordt geraadpleegd in andere zaken en door de Rechter Commissaris ook wordt aangesteld om verklaringen van daders op hun waarheidsgehalte te onderzoeken.
Hierdoor zijn dan ook met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echte daders vrijgesproken en werden/worden echte aangiften met betrekking tot sexueel misbruik naar het land der fabelen verwezen, met alle gevolgen van dien, waavan akte!
In de zaak tegen Gerard en Fred Blankespoor motiveert Kemperman niet hoe hij tot zijn score en conclusies daaruit is gekomen. Een verre van wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt ten enenmale bij Kemperman.
– Psycholoog en vastgerechtelijk deskundige dr. H.J.G. Soppe denkt al op 18 december 1998 anders dan psychiater Kemperman, die dezelfde vraag krijgt als Kemperman, maar dan is de opdrachtgever Mr. A.L. Roerink, Officier van Justitie te Zutphen.
Ook Soppe gebruikt de methode CBCA (criteria based content analysis) tesamen met het SVA (statement validity assessment) en komt tot de volgende conclusies:
- Het zijn pseudo-herinneringen van Martijn Overduin en derhalve constructies i.p.v. reconstructies van het verleden, aangereikt door de door Martijn Overduin gevolgde therapie.
- Het relaas van Martijn Overduin over sexueel misbruik mist op relevante en essentiële punten een behoorlijk aantal details en bevat daarentegen veel tegenspraken, onwaarschijnlijkheden, onduidelijkheden en onmogelijkheden.
- De aangifte van Martijn Overduin heeft naar het oordeel van Soppe onvoldoende inhoud en wordt er door Martijn Overduin niet gesproken over feitelijke misbruikervaringen.
” Soppe komt o.a. tot de volgende conclusie: het zijn pseudo-herinneringen van Martijn Overduin en derhalve constructies i.p.v. reconstructies van het verleden, aangereikt door de door Martijn Overduin gevolgde therapie “
– Prof. Dr. H.F.M. Crombag is rechtspsycholoog en ook vastgerechtelijk deskundige, die op 7 maart 2000 benoemd werd door Rechter Commissaris Mr. E. Mijnsberge als getuige/deskundige met de opdracht om zijn visie te geven op het psychologisch, psychiatrisch en neurologisch adviesbureau van psychiater Dr. C.J.F. Kemperman.
Hij komt, na bestudering van de aangiften en rapportages, tot de volgende conclusies:
1. Men zou verwachten van alle personen, die door Edith Blankespoor en Martijn Overduin worden genoemd als medeslachtoffers c.q. getuigen, dat zij de aangiften van Martijn Overduin en Edith Blankespoor zouden kunnen bevestigen.
Dat is echter in het geheel niet het geval!
” Men zou verwachten van alle personen, die worden genoemd als medeslachtoffers c.q. getuigen, dat zij de aangiften van Martijn Overduin en Edith Blankespoor zouden kunnen bevestigen. Dat is echter in het geheel niet het geval! “
Timo Blankespoor doet het verhaal van Martijn Overduin af als onzin.
Victor Blankespoor (de zoon van Fred Blankespoor) en Maritza Blankespoor zeggen nooit iets van sexueel misbruik te hebben opgemerkt.
De ex van Gerard Blankespoor zegt ook niets wat Gerard en/of Fred Blankespoor belast. Ook de twee kosters in de genoemde kerken verklaren dat het zeer onwaarschijnlijk is, dat er onder hun ogen iets van een dergelijk misbruik plaats zou hebben kunnen vinden.
2. In de kring van evangelische christenen koestert men nogal “neurologische” opvattingen over sexualiteit.
Enerzijds is sexualiteit moeilijk bespreekbaar, anderzijds is men door het onderwerp meer dan gemiddeld gefascineerd.
Onder die omstandigheden vinden vermoedens en achterklap over andermans sexuele pekelzonden een vruchtbare voedingsbodem.
Het feit dat beide verdachten, Gerard en Fred Blankespoor, een vooraanstaande rol in het kerkgenootschap speelden, beiden van hun echtgenote gescheiden zijn en dat Gerard Blankespoor een algemeen bekende buitenechtelijke relatie heeft onderhouden met een gehuwd ander lid van het kerkgenootschap, maakt hen tot uitgelezen mikpunten voor zulke achterklap.
3. Zowel bij Edith Blankespoor als bij Martijn Overduin is de aangifte het product van hervonden herinneren over gebeurtenissen, die zich in een ver verleden zou hebben afgespeeld.
Zo is het markant, dat bij Edith Blankespoor al in een brief van april 1997 door een psycholoog en psychiater van het centrum voor vrouwenhulpverlening te Haarlem, opgemerkt wordt, dat bij de dan 23-jarige Edith Blankespoor gaat om sexuele misbruikervaringen, waarvoor zij “tot een jaar geleden nog amnestisch is geweest”.
” In de kring van evangelische christenen koestert men nogal “neurologische” opvattingen over sexualiteit “
Edith Blankespoor verklaart daarover, dat zij na een les over sexueel misbruik op school (een opleiding voor sociaal-pedagogisch werk) tot de conclusie kwam, dat de oorzaak van haar probleem gevonden moest worden in sexueel misbruik door haar vader Fred Blankespoor.
4. Door therapeutische gesprekken met mevrouw Spartarakis, die zichzelf afficieert als lichaamgerichte therapeute (psycho-analyse op basis van Freud en aanverwanten), komen ook andere constituties naar boven, die dan betrekking hebben op Gerard Blankespoor en Henk Blankespoor, m.n. richting de abortus provocatus.
Dit alles maakt zichtbaar, dat het gaat om hervonden herinneringen uit een ver verleden, waar toen totale (psychogene) amnesie wordt geclaimd en die met behulp van psychotherapeutische middelen geleidelijk werd opgeheven.
In de kring van psycho-analytici is boven omschreven veronderstelde gang van zaken populair.
Er ontbreekt echter iedere proefondervindelijke onderbouwing!
Het gaat dan ook altijd om pseudoherinneringen, die met behulp van suggestieve therapeutische technieken, gesprekken met vermeende lotgenoten en uit de media verkregen informatie, worden geproduceerd en die er toe dienen, om het eigen verleden zo te herschrijven, dat het een verklaring wordt voor huidig psychologisch dysfunctioneren!
5. Ook bij Martijn Overduin hetzelfde verhaal.
Marja Priem, maatschappelijk werkster en lid van de Pinkstergemeente, vermoedt als therapeut al heel spoedig bij Martijn sexueel misbruik en vraagt hem om lid te worden van een gespreksgroep voor sexueel misbruikte jongeren.
” Het gaat dan ook altijd om pseudoherinneringen, die met behulp van suggestieve therapeutische technieken, gesprekken met vermeende lotgenoten en uit de media verkregen informatie en dat een verklaring wordt voor huidig psychologisch dysfunctioneren “
Ook Martijn Overduin’s lerares op school, Simone, vraagt hem een werkstuk over sexueel misbruik te schrijven.
Ook bij Martijn Overduin is het geheel en al gebaseerd op hervonden herinneringen en gaat het alleen om pseudo-herinneringen, zoals ook al bij punt 3 is omschreven.
6. Het rapport van psychiater Kemperman bestaat voor het grootste deel uit een verkorte
weergave van de verklaringen van Edith Blankespoor en Martijn Overduin.
Kemperman verwijst eenzijdig en zonder bronvermeldingen naar het eerder genoemde CBCA.
Dit is echter een methode, los nog van het al eerder genoemde gebrek aan motivering en onderbouwing, die ontworpen is voor de verklaringen van kinderen en niet voor volwassenen.
Zo leveren de verklaringen van psychiater Kemperman een geringe, zo enige bijdrage aan het bewijsprobleem in de zaak tegen Gerard en Fred Blankespoor.
Voor wie meer wil weten over hervonden herinneringen, is het boek van H.F.M. Crombag en H.L.G.J. Merkelbach met de titel “Hervonden herinneringen en andere misverstanden” zeer aan te bevelen. Uitgeverij Contact, 1996 ISBN 90254 06793.